Jas uit / spullen op tafel / telefoon in de telefoontas
Uitleg
Kamertje verhuren
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Vandaag
Jas uit / spullen op tafel / telefoon in de telefoontas
Uitleg
Kamertje verhuren
Slide 1 - Slide
Spelregels
Je zit in een groepje van maximaal 4 personen.
Je hebt op tafel een pen, kladblaadje, rekenmachine en een kleur stift.
Je krijgt een vraag te zien die je samen met je groepje probeert op te lossen.
Vraag goed? 2 streepjes zetten!
Vakje vol? Zet het nummer van jouw groepje in het vak.
Team met de meeste kamertjes wint!
Slide 2 - Slide
Spelregels
Slide 3 - Slide
Nog meer spelregels
Wanneer meerdere groepjes een antwoord goed hebben, volgt er een loterij.
Er wordt een dobbelsteen gegooid. De hoogte van de gooi bepaalt de volgorde. Bij een gelijkspel gaat het erom wie als eerste bij het bord is.
Wanneer je een vakje gevuld hebt, mag je nog een streepje zetten.
Slide 4 - Slide
Welke van de drie geldfuncties herken je in het onderstaande voorbeeld? Yara vergelijkt de prijzen van fietsen in de gids van de Consumentenbond.
A
Rekenmiddel
B
Spaarmiddel
C
Ruilmiddel
Slide 5 - Quiz
In welk rijtje staan alleen dagelijkste uitgaven?
A
Abonnement Spotify, boodschappen en sportschool
B
Zeep, boodschappen en benzine
C
Vakantie, nieuwe telefoon en nieuwe auto
D
Abonnement Spotify, verzekeringspremie en sportschool
Slide 6 - Quiz
Je koopt een nieuwe motor voor € 22.000. Bij het inruilen van je motor krijg je nog € 5.000 terug. Het resterende bedrag leen je. Bereken de kredietkosten voor deze lening.
Slide 7 - Open question
Gaat het om een chartaal of giraal geld?
Chartaal geld
Giraal geld
Je koopt een hoesje voor je telefoon. Bij de kassa pin je € 15,-.
Sven koopt online een paar nieuw sneakers.
Aya koopt een cadeau ze betaald met een briefje van € 10,-.
De oma van Omar koopt voor hem een voetbal in een webwinkel. Ze betaalt met iDEAL.
Slide 8 - Drag question
Op je betaalrekening heb je een tegoed van € 45. Op je betaalrekening ontvang je € 35 kleedgeld. Je koopt met je pinpas een trui van €25. In de kantine koop je met je pinpas een broodje voor €2,50. Je krijgt € via een Tikkie terug. Bereken het nieuwe saldo.
Slide 9 - Open question
In klas 3t.ec1 zitten 21 leerlingen. Van deze 21 leerlingen hebben 18% een onvoldoende voor het vak economie. Hoeveel leerlingen hebben een onvoldoende voor het vak economie. Rond netjes af.
A
5 leerlingen
B
4 leerlingen
C
6 leerlingen
D
3 leerlingen
Slide 10 - Quiz
Van welk leenmotief is hier sprake? Je wilt de nieuwste iPhone kopen en niet wachten.
A
Tijdelijk geld tekort
B
Kopen van duurzamen consumptiegoederen
C
Opvang calamiteiten
D
Kopen van onroerend goed
Slide 11 - Quiz
Van welke kredietvorm is hier sprake?
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopende lening
C
Salariskrediet
D
Leasen
Slide 12 - Quiz
Elise heeft een € 7.500 op haar spaarrekening staan. De enkelvoudige rente is 1,9%. Bereken het bedrag dat zij aan rente ontvangt.
Slide 13 - Open question
Hoe noem je het afstemmen van je inkomsten op je uitgaven?
Slide 14 - Open question
Er gaan in totaal 175 leerlingen mee op de buitenlandreis van jaar 3. Van de 175 leerlingen gaan er 67 naar Parijs. Bereken hoeveel % van de leerlingen er naar Parijs gaat. Rond af op 2 cijfers achter de komma.
A
28,28%
B
117,25%
C
38,28%
D
34,28%
Slide 15 - Quiz
Naast sparen kun je er ook voor kiezen om te
. Dit kan door het kopen van
, je wordt dan voor een stukje mede-eigenaar van een bedrijf. Je hoopt op een hoog , maar het kan ook zo zijn dat je aandeel minder waard wordt.
Rendement
Beleggen
Aandelen
Slide 16 - Drag question
Wat betekent Nibud?
A
Nationaal Instituut voor Bestedingspatronen
B
Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
C
Nieuw Bureau Uitgaven en Duurzaamheid
D
Nederlands Onderzoeksinstituut voor Jongerenbeleid
Slide 17 - Quiz
In welk rijtje staan alleen incidentele uitgaven?
A
Abonnement Spotify, boodschappen en sportschool
B
Zeep, boodschappen en benzine
C
Vakantie, nieuwe telefoon en nieuwe auto
D
Abonnement Spotify, verzekeringspremie en sportschool
Slide 18 - Quiz
Wat is een begroting?
A
De hoeveelheid geld die beschikbaar is.
B
Een overzicht van de inkomsten en uitgaven.
C
Een overzicht van de bezittingen en schulden.
D
Een bankafschrift
Slide 19 - Quiz
Welk antwoord is onjuist? Het rente je ontvangt hangt af van ..
A
De hoogte van het spaarbedrag
B
De inflatie
C
De looptijd (periode dat het geld op een rekening staat)
D
Het rentepercentage
Slide 20 - Quiz
Aan het begin van het schooljaar zaten er 200 leerlingen in leerjaar 3. Halverwege het jaar zaten er nog maar 195 leerlingen in leerjaar 3. Bereken hoeveel % het aantal leerlingen is gedaald. Rond af op 2 cijfers achter de komma.
Slide 21 - Open question
Chartaal geld
Giraal geld
Slide 22 - Drag question
In welk rijtje staan alleen vaste lasten?
A
Abonnement Spotify, boodschappen en sportschool
B
Vakantie, boodschappen en verzekeringen
C
Vakantie, nieuwe telefoon en nieuwe auto
D
Abonnement Spotify, verzekeringspremie en sportschool
Slide 23 - Quiz
Welke van de drie geldfuncties herken je in het onderstaande voorbeeld? Yara geeft 30% van haar inkomen uit. De rest bewaart ze.
A
Rekenmiddel
B
Spaarmiddel
C
Ruilmiddel
Slide 24 - Quiz
Jan heeft € 1.200 op zijn spaarrekening staan. Na één jaar heeft hij € 30 aan rente ontvangen. Wat is de hoogte van het rentepercentage?
A
2%
B
2,25%
C
2,5%
D
2,75%
Slide 25 - Quiz
Van welk leenmotief is hier sprake? Je koopt een garagebox.
A
Tijdelijk geld tekort
B
Kopen van duurzamen consumptiegoederen
C
Opvang calamiteiten
D
Kopen van onroerend goed
Slide 26 - Quiz
Van welk leenmotief is hier sprake? Je geld is op. Je krijgt pas volgende week salaris.
A
Tijdelijk geld tekort
B
Kopen van duurzamen consumptiegoederen
C
Opvang calamiteiten
D
Kopen van onroerend goed
Slide 27 - Quiz
Van welk leenmotief is hier sprake? Je bent vergeten het vuur uit te zetten. Hierdoor is er een grote brand in je huis ontstaan.
A
Tijdelijk geld tekort
B
Kopen van duurzamen consumptiegoederen
C
Opvang calamiteiten
D
Kopen van onroerend goed
Slide 28 - Quiz
Welke van de drie geldfuncties herken je in het onderstaande voorbeeld? Yara koopt voor € 80,00 een tweedehands fiets?
A
Rekenmiddel
B
Spaarmiddel
C
Ruilmiddel
Slide 29 - Quiz
Wat is het indexcijfer van 2013?
A
94
B
95
C
96
D
97
Slide 30 - Quiz
Perr heeft € 5.400 op zijn spaarrekening staan. De rente is 0,8%. Bereken m.b.v. de samengestelde rente hoeveel rente hij ontvangt.