CHECK
- Ik weet wat de présent, de futur en de passé composé zijn.
- Ik weet hoe ik de regelmatige ww op -er vervoeg in de présent.
- Ik weet hoe ik de regelmatige ww op -er vervoeg in de futur.
- Ik weet hoe ik de regelmatige ww op -er, -ir en -re vervoeg in de passé composé.
- Ik weet wanneer ik avoir en wanneer ik être gebruiken moet bij de passé composé.
Huiswerk: leer de werkwoordrijtjes van être, avoir, aller (présent)