herhaling chapitre 2 vwo 2

waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?
1 / 27
next
Slide 1: Open question
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?

Slide 1 - Open question

welk woord is bijvoeglijk in de zin:
Ik heb een nieuwe fiets
A
heb
B
fiets
C
nieuwe
D
een

Slide 2 - Quiz

welke Franse bijvoeglijke
naamwoorden ken je al?

Slide 3 - Mind map

un ..... copain
A
nouveau
B
nouvelle
C
grande
D
petite

Slide 4 - Quiz

une ... fille
A
joli
B
petit
C
grande
D
nouveau

Slide 5 - Quiz

des ..... villes
A
grands
B
grandes
C
petite
D
petits

Slide 6 - Quiz

welke letter gebruik je bij het vrouwelijk
bijvoeglijk naamwood?

Slide 7 - Open question

welke letter(s) zet je achter mannelijk meervoud ?

Slide 8 - Open question

les garcons ......
A
sympa
B
amoureuse
C
intélligents
D
allemand

Slide 9 - Quiz

les ..... amies
A
petite
B
petites
C
grande
D
grands

Slide 10 - Quiz

welke woorden staan altijd achter het zelfstandig naamwoord in het Frans ?

Slide 11 - Open question

un ..... pull.....
A
un noir pull
B
un pull noire
C
un noire pull
D
un pull noir

Slide 12 - Quiz

les .... cheveux....
A
les bruns cheveux
B
les roux cheveux
C
les cheveux marron
D
les cheveux noirs

Slide 13 - Quiz

une.... fille.....
A
une fille anglaise
B
une anglaise fille
C
une fille allemand
D
une allemande fille

Slide 14 - Quiz

les verbes   -er  

de volgende vragen  gaan over het werkwoord op -er  en daarna volgen  de onregelmatige werkwoorden .


Slide 15 - Slide

wat is de stam van een werkwoord?
A
zonder - en
B
zonder -s
C
zonder - er
D
geen idee

Slide 16 - Quiz

ils ... , welke kan niet
A
jouent
B
habitent
C
parlent
D
aime

Slide 17 - Quiz

wij wonen in .. vertaal en noteer een woonplaats

Slide 18 - Open question

je ....
A
aime les frites
B
détestes le pain
C
adore mon anniversaire
D
mange une glace

Slide 19 - Quiz

vous écoutez
A
jullie eten
B
jullie hebben geluisterd
C
wij luisteren
D
u luistert

Slide 20 - Quiz

ils ont
A
zij hebben
B
zij zijn
C
zij doen
D
zij gaan

Slide 21 - Quiz

noteer het rijtje van ALLER

Slide 22 - Open question

elle va et ils .....
A
sont
B
vont
C
ont
D
font

Slide 23 - Quiz

ik ben en hij is
A
j'ai et il a
B
je suis et elle est
C
il est et je suis
D
je suis et il est

Slide 24 - Quiz

noteer het rijtje van FAIRE

Slide 25 - Open question

vous faites les devoirs
A
u maakt het huiswerk
B
jullie houden van huiswerk
C
zij doen het huiswerk
D
jullie maken geen huiswerk

Slide 26 - Quiz

De toets is volgende week woensdag 

Ga goed aan het werk met de vocabulaire  : A,B,E,F 
de grammaire  D en H 
de zinnen  F en G 

herhaal de werkwoorden   van de brugklas
Avoir Etre, Faire, Aller  

Slide 27 - Slide