Welke lesfase of techniek hoort bij het docentengedrag?
Situatie 1: De docent staat bij het bord en is de leerlingen uitleg aan het geven over bijvoeglijke naamwoorden. ''
Mooie zegt iets over het zelfstandig naamwoord
jurk. Daardoor weet ik dat dit een bijvoeglijk naamwoord is.''
Situatie 2: De docent stelt een vraag over de lesstof. De leerlingen krijgen allemaal evenveel denktijd en noteren individueel hun antwoord. De docent checkt dit en geeft feedback.
Situatie 3: De docent geeft aan wat de leerlingen aan het einde van de les kunnen.
Ze laat de leerlingen dit tevens hardop herhalen.