Feiten, meningen, argumenten Nederlands lezen

Nederlands lezen 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands lezen 

Slide 1 - Slide

Feit, mening en argument
Doel:
Je kunt in een tekst feiten, meningen en argumenten onderscheiden van elkaar.

Slide 2 - Slide

Feit

Slide 3 - Mind map

Mening

Slide 4 - Mind map

Argument

Slide 5 - Mind map

Feiten, meningen en argumenten
FeitControleerbaar: waar of niet waar.  Te bewijzen met bijv. cijfers, percentages, wetenschappelijk onderzoek.

MeningPersoonlijk: je bent het ermee eens of oneens. Niet te controleren
Signaalwoorden ik vind, naar mijn mening, mijn standpunt is

ArgumentOnderbouwing bij een mening / aannemelijk maken mening.
Signaalwoorden als omdat, want, namelijk, immers

Slide 6 - Slide

Feit of mening?
Dit is een zin.
A
feit
B
mening

Slide 7 - Quiz

Feit of mening:
Het is nu mei.
A
feit
B
mening

Slide 8 - Quiz

feit en mening,
wat klopt?
A
een mening kun je niet bewijzen.
B
Bij een feit kan iedereen vaststellen dat het (altijd) klopt of iets echt gebeurd is.
C
Als iedereen dezelfde mening heeft is het een feit.
D
In de geschiedenis zijn geen feiten, omdat iedereen zijn eigen verhaal heeft.

Slide 9 - Quiz

Het is vandaag koud buiten.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 10 - Quiz

Feit of mening?
Ik heb geen broers.
A
feit
B
mening

Slide 11 - Quiz

Feit of mening?

Roken is ongezond.
A
Feit
B
Mening

Slide 12 - Quiz

We zitten nu in lokaal D0.13
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 13 - Quiz

Feit of mening?
'Vandaag is het dinsdag'
A
feit
B
mening

Slide 14 - Quiz

Argumenten kunnen bestaan uit feiten en meningen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Rekenen is het allerleukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 16 - Quiz

...,want je leert er alles over breuken en procenten.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 17 - Quiz

Kan jij ze vinden?

Slide 18 - Slide

Argumenten beoordelen
Nu Nederlands Lezen 
Doel:
Je kunt de kwaliteit van argumenten in een tekst beoordelen. Is het een geldig argument of niet?

Slide 19 - Slide

Er zijn twee soorten argumenten
  1. Objectieve argumenten
    controleerbaar en daarmee waar of niet waar.
    >>> Feiten / onderzoek / wetenschap /  algemene normen en waarden.

  2. Subjectieve argumenten
    niet-feitelijke uitspraken die in meer of mindere mate aannemelijk zijn. >>> vermoedens, persoonlijke waardeoordelen, geloofsovertuiging

Slide 20 - Slide

Je kunt beter geen vlees eten, want…

Objectief
Subjectief
het is zielig voor de dieren.

De veehouderij draagt wereldwijd voor 18% bij aan de uitstoot van broeikasgassen.
Je laat zien dat je een intelligent mens bent met compassie voor de wereld om je heen.


Vleesvervangers smaken net zo lekker.

Voor elke kilo vlees heeft het dier wel 2-7 kilo voer gegeten. We kunnen veel meer mensen voeden als we direct het graan en de soja eten.


Slide 21 - Drag question

Drogredenen
Dit zijn foute argumenten of redeneringen.


Deze argumenten of redeneringen kunnen aannemelijk en geloofwaardig lijken, maar dat zijn ze niet. 

Er zijn verschillende soorten drogredenen, in de volgende video zie je er een aantal.





Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Alcohol drinken is helemaal niet ongezond. Mijn opa dronk iedere dag een glas jenever en hij is 98 jaar geworden.
A
Geldig argument
B
Onjuist beroep op autoriteit
C
Generalisatie
D
Persoonlijke aanval

Slide 24 - Quiz

Generaliseren
Een algemene regel maken, dat is generaliseren. 
- alle blondjes zijn dom
- alle MBO-ers kunnen geen Nederlands
- alle vrouwen kunnen geen auto rijden

Uit één bijzonder geval een algemene conclusie afleiden, dan wordt het een drogreden.
- mijn buurjongen heeft zijn diploma gehaald, dus mij lukt het ook. 

Slide 25 - Slide

5G moet zo snel mogelijk verdwijnen, want sinds we 5G hebben, zijn er coronabesmettingen.
A
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
Cirkelredenering
C
Bespelen van het publiek
D
Persoonlijke aanval

Slide 26 - Quiz

Mark Rutte kan wel zeggen dat bij ziekte van één gezinslid de andere gezinsleden thuis moeten blijven. Hij heeft zelf niet eens een vrouw en kinderen.
A
Cirkelredenering
B
Onjuist beroep op autoriteit
C
Generalisatie
D
Persoonlijke aanval

Slide 27 - Quiz

Nederlands is het leukste schoolvak dat er bestaat. Dat vindt namelijk iedere slimme student.
A
Cirkelredenering
B
Onjuist beroep op autoriteit
C
Generalisatie
D
Bespelen van het publiek

Slide 28 - Quiz