1. Hele werkwoord = infinitief De wij-vormlopen, fietsen, schaatsen.
2. Persoonsvorm = Zin vragend maken
Wij gaan naar buiten? DEZE GAAT ALTIJD VOOR.
3. Voltooid deelwoord = Ik heb/ ben .................
gelopen, bewogen, verstikt, geschreven, geschaatst