groep 7 thema 6 herhaling opdrachten

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

Thema 6 herhaling

Welk woord is infinitief?

1. durft
2. noemen
3. verteld
4. gehad

Welk woord is de persoonsvorm:
Nee, ze heeft gewoon slecht geslapen

1. ze
2. heeft
3. gewoon
4. geslapen

Welk woord is een voltooid deelwoord?
Hoe heb je dat gemaakt?

1. heb
2. je
3. dat
4. gemaakt

Wat is de persoonsvorm?
Jij moet ten minste een wereldtaal beheersen.

1. moet beheersen
2. moet
3. jij
4. wereldtaal

Wat is het voltooide deelwoord?
En van mij heb je goed Nederlands geleerd.

1. heb
2. Nederlands
3. je
4. geleerd

welke vraag stel je bij het meewerkend voorwerp

1. Aan wie of voor wie
2. Wie
3. Wie of wat
4. Wat

Wat is het meewerkend voorwerp?
Zoe geeft aan Jay een papiertje.

1. Zoe
2. aan Jay
3. geeft
4. een papiertje

Wat heeft de advocaat jou verteld?
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. de advocaat
2. jou
3. verteld
4. heeft

Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'

1. Mijn oma
2. mij
3. het recept
4. Er is geen meewerkend voorwerp

Wat is het meewerkend voorwerp?

De man biedt haar een stoel aan.

1. een stoel
2. biedt
3. haar
4. een stoel

Justin heeft veel geld aan zijn zusje gegeven.
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. aan zijn zusje
2. Justin
3. heeft
4. veel geld

Opa heeft voor ons allemaal een leesboek gekocht.
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. Opa
2. heeft gekocht
3. voor ons allemaal
4. een leesboek

Wat is het meewerkend voorwerp?
Mark vraagt aan Job om hem een spelletje te lenen.

1. spelletje
2. te lenen
3. Mark
4. aan Job

Wat is het meewerkend voorwerp?
Jolande brengt hun limonade en koekjes.

1. hun
2. limonade en koekjes
3. Jolande
4. brengt

persoonlijk voornaamwoord

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
'Help jij mee met koken?'

1. Help
2. Jij
3. Mee
4. Koken

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
'Weten jullie hoe de cavia heet?'

1. Hoe
2. Weten
3. De cavia
4. Jullie

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

1. Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
2. Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
3. Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
4. Plakt twee zinnen aan elkaar

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?

Ik woon in een rijtjeshuis.

1. Ik woon
2. Een rijtjeshuis
3. Ik
4. in

De kapper knipt hem.

Wat is hier het persoonlijk voornaamwoord?

1. de
2. kapper
3. knipt
4. hem

Wat is een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord?

1. jij
2. hond
3. huis
4. schaar

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?

'Zij vertelde een leuke grap.'

1. Zij
2. Vertelde
3. Leuke
4. Grap

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
De kinderen vinden hem erg gezellig.

1. kinderen
2. Er is geen persoonlijk voornaamwoord.
3. gezellig
4. hem

Dubbelzinnig taalgebruik

Welk woord is dubbelzinnig?
Breng het geld naar de bank.

1. het geld
2. naar
3. breng
4. de bank

Welk woord is dubbelzinnig?
De eigenaar van de kinderboerderij kreeg een ram.

1. De eigenaar
2. de kinderboerderij
3. kreeg
4. een ram

Welk woord is dubbelzinnig?
Werp even een blik door het raam.

1. Werp
2. even
3. een blik
4. het raam

Welk woord is dubbelzinnig?
Peter staat op een pad.

1. een pad
2. Peter
3. staat
4. op

Welk woord is dubbelzinnig?
Daar ligt een muis in de kast.

1. Daar
2. ligt
3. een muis
4. de kast