What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
SMS klas 5; Taalherhaling thema 6 groep 7.
Thema 6
Andere talen
1 / 38
next
Slide 1:
Slide
Taal
Basisschool
Groep 7
This lesson contains
38 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
20 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Thema 6
Andere talen
Slide 1 - Slide
Een werkwoord met 3 hoofdvormen
De 3 soorten:
Hele werkwoord of de infinitief (inf)
Persoonsvorm (pv)
Voltooid deelwoord (volt. deelw.)
Slide 2 - Slide
X
persoonsvorm
volt. deelw.
infinitief
geen ww
1
2
3
4
Zijn
vader
helpt
te
de struiken
alles
Bijna
verwijderen
is
omgezaagd
De
struik
dikste
wilt
Quinten
Quinten
doen
bijna
kan
zijn
beginnen
eigen
tuintje
Slide 3 - Drag question
Welke vorm?
Jij VINDT popmuziek mooi.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
hele werkwoord
D
infinitief
Slide 4 - Quiz
Welke Vorm?
Wij HEBBEN gisteren bij zijn bazen geklaagd.
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
Slide 5 - Quiz
Welke vorm?
De buurvrouw gaat hem nu maar MEENEMEN naar haar werk.
A
voltooid deelwoord
B
peroonsvorm
C
D
infinitief
Slide 6 - Quiz
Welke vorm?
We hebben gisteren de hele namiddag GEZWOMMEN.
A
infinitief
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord
Slide 7 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoorden
persoonlijk voornaamwoorden kunnen een onderwerp (ow) zijn, een lijdend voorwerp (lv) en een meewerkend voorwerp (mv)
enkelvoud
meervoud
ik
: mij/me
wij/we
: ons
jij/je/u
: jou/je
jullie
: jullie
hij
: hem
zij/ze
: haar
het
: het
zij/ze
:
hen/ hun/ ze
Slide 8 - Slide
Schrijf de goede persoonlijk voornaamwoorden in en kies uit: ow - lv - mv.
'Hij vertelt haar het.'
Slide 9 - Open question
Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
De kinderen vinden hem erg gezellig.
A
kinderen
B
Er is geen persoonlijk voornaamwoord.
C
gezellig
D
hem
Slide 10 - Quiz
Wat is het persoonlijk voornaamwoord..
''Heeft de bakker jou wisselgeld gegeven?''
A
de bakker
B
jou
C
wisselgeld
D
heeft gegeven
Slide 11 - Quiz
Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
'Zij vertelde een leuke grap.'
A
Zij
B
Vertelde
C
Leuke
D
Grap
Slide 12 - Quiz
Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
Ik woon in een rijtjeshuis.
A
Ik woon
B
Een rijtjeshuis
C
Ik
D
in
Slide 13 - Quiz
Schrijf de goede persoonlijk voornaamwoorden in en kies uit: ow - lv - mv.
'Hij vindt haar steeds irritanter.'
Slide 14 - Open question
Schrijf de goede persoonlijk voornaamwoorden in en kies uit: ow - lv - mv.
'Zij vertellen hem wat er is gebeurd.'
Slide 15 - Open question
Schrijf de goede persoonlijk voornaamwoorden in en kies uit: ow - lv - mv.
'Maar hij durft niks aan haar te zeggen.'
Slide 16 - Open question
Meewerkend voorwerp
Het mv geeft antwoord op de vraag:
Aan wie+gezegde+
onderwerp+lijdend voorwerp
AAN WIE??? VOOR WIE???
Slide 17 - Slide
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
Slide 18 - Open question
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De groenteboer gaf de komkommer aan zijn klant.
A
de groenteboer
B
de komkommer
C
aan zijn klant
D
zijn klant
Slide 19 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Jullie schonken het zilveren bestek aan Maria.
A
schonken
B
het zilveren bestek
C
jullie
D
aan Maria
Slide 20 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Oma schonk hem haar tuinmeubelen.
A
hem
B
oma
C
haar
D
tuinmeubelen
Slide 21 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Toen hebben wij het pakket voor Willem uitgepakt.
A
hebben
B
het pakket voor Willem
C
voor Willem
D
wij
Slide 22 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Wat hebben wij die arme mensen gegeven?
Slide 23 - Open question
Na een tijdje
geeft
de schep
Quinten
Jason
Ze
meldt
Marijke
ze
dat
wilt
pauzeren
Marijke
belooft
Thomas
straks
een lekker broodje
Ik
vertellen
over
je
de boomplantdag
zal
MV
MV
MV
MV
PV
PV
PV
PV
Slide 24 - Drag question
Dubbelzinnig taalgebruik
Een woord kan 2 verschillende betekenissen hebben.
Slide 25 - Slide
Welk woord heeft 2 betekenissen?
Ik
houd
van
mijn
moeders
kussen
Het
oor
is
warm
Uit
de
box
komt
geluid
Antwoord
Antwoord
Antwoord
Slide 26 - Drag question
Welk(e) woord(en) is dubbelzinnig?
De juf is eindelijk afgevallen.
Slide 27 - Open question
Welk woord is dubbelzinnig?
Schrijf de 2 betekenissen op.
Mijn vriendin bakt in de zon.
Slide 28 - Open question
Welk woord is dubbelzinnig?
Schrijf de 2 betekenissen op.
Geef mij eens een schop.
Slide 29 - Open question
Welke 2 betekenissen heeft deze zin?
Mijn opa gaat op de bril zitten.
Slide 30 - Open question
Ik ben klaar voor de toets
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 31 - Poll
Ik weet de 3 werkwoorden
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 32 - Poll
Ik weet het meewerkend voorwerp
Tuurlijk
Absoluut niet
Een beetje
Slide 33 - Poll
Ik weet de persoonlijk voornaamwoorden
Tuurlijk
Absoluut niet
Een beetje
Slide 34 - Poll
Ik snap de dubbelzinnig taalgebruik
Tuurlijk
Absoluut niet
Een beetje
Slide 35 - Poll
Ik ben klaar voor de toets!
0
10
Slide 36 - Poll
Het cijfer dat ik verwacht dat ik ga halen is:
0
10
Slide 37 - Poll
Einde
Slide 38 - Slide
More lessons like this
Q taal thema 6
March 2022
- Lesson with
42 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
Taalherhaling thema 6 groep 7
March 2024
- Lesson with
22 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
NN 2 H4 grammatica
March 2022
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, mavo
Leerjaar 2
taal actief thema 6 les 10
April 2024
- Lesson with
20 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
Grammatica zinsdelen MV
February 2023
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
§8 t/m §11 Grammatica HH
November 2024
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Herhalingstoets Nederlands
December 2020
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
grammatica H4: herhaling 4.7 en 4.8
April 2021
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1