Economie & Ondernemen Administratie Introductie balans

• Economie & Ondernemen
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 4

Administratie

3.1 Bezittingen en Schulden

e4b.eo1 - 11.01.2025

Wat ga je leren?

Aan het einde van de les kan de leerling:

Leerdoel 1: in eigen woorden uitleggen wat bezittingen zijn.

Leerdoel 2: in eigen woorden uitleggen wat schulden zijn.

Leerdoel 3: in eigen woorden uitleggen hoe een balans eruit ziet.

Leerdoel 4: balansposten classificeren tot de categorie bezittingen of vreemd vermogen van de balans.

Leerdoel 5: het eigen vermogen berekenen.

Wat ga je leren?

Aan het einde van de les kan de leerling:

Leerdoel 6: in eigen woorden uitleggen wat zijn of haar positieve bijdrage was tijdens de check in duo's werkvorm.

Leerdoel 7: in eigen woorden uitleggen wat hij of zij de volgende keer anders zou willen doen bij een samenwerkende activerende werkvorm.

Planning

• Theorie behandelen
  
• Samenwerkingsopdracht


• Leerdoelen bespreken

Bezittingen

• Bezittingen zijn zaken die van het bedrijf zijn. 

1. Gebouwen                  2. Inventaris       3. Voorraad                  4. Kas               5. Bank

6. Debiteuren              7. Te vorderen BTW

Schulden/vreemd vermogen

• Een bedrijf moet nog geld aan een persoon of instelling betalen.

1. Hypotheek                     2. Lening                    3. Crediteuren           4. Te betalen BTW

Bezittingen en Schulden 

Wat is een balans?

= overzicht van alle bezittingen en schulden op een bepaald moment.

Wat is een balans?

= overzicht van alle bezittingen en schulden op een bepaald moment.

Eigen vermogen (eigenaar)

Vreemd vermogen (anderen)

Schuld 1 

Schuld 2

...

Totaal = 

Bezit 1

Bezit 2

Bezit 3

....

Totaal = 

Eigen vermogen berekenen

Bezittingen - vreemd vermogen = eigen vermogen

Eigen vermogen

Vreemd vermogen

Schuld 1 

Schuld 2

...

Totaal = 

Bezit 1

Bezit 2

Bezit 3

....

Totaal = 

Te betalen btw is een voorbeeld van een?

1. bezitting
2. schuld

Leveranciers die je nog moet betalen noemt een bedrijf

1. te betalen btw
2. Een lenig
3. crediteuren
4. hypotheek

Het geld dat de eigenaar zelf in het bedrijf stopt noemen we

1. Eigen vermogen
2. Vreemd vermogen

Opdracht deel 1

Hoe? Zelfstandig.

Hulp? Docent.

Tijd? 5 minuten.

Uitkomst? Eerst in tweetallen en later klassikaal bespreken.

Klaar? Geef dit aan bij de docent.

Wat?

1) Bekijk de voorbeelden van bezittingen of schulden.

2) Schrijf ze op onder het kopje bezittingen of schulden.

3) Bereken het eigen vermogen.

Opdracht deel 2

Hoe? In tweetallen met de buurman/vrouw.

Hulp? Docent.

Tijd? 5 minuten.

Uitkomst? Hierna klassikaal bespreken. Iedereen moet kunnen uitleggen waarom iets een bezitting of schuld is en hoe het eigen vermogen is berekend.

Klaar? Geef dit aan bij de docent.

Wat?

1) Jouw antwoorden uitleggen aan de ander.

2) Samen overleggen wat het definitieve antwoord is.

3) Het definitieve antwoord opschrijven.

Afspraken

• Elkaar laten uitpraten 
  
• Elkaar niet afvallen op een antwoord 
  
• Bij je eigen tweetal blijven 
  

Opdracht deel 2

Hoe? In tweetallen met de buurman/vrouw.

Hulp? Docent.

Tijd? 5 minuten.

Uitkomst? Hierna klassikaal bespreken. Iedereen moet kunnen uitleggen waarom iets een bezitting of schuld is en hoe het eigen vermogen is berekend.

Klaar? Geef dit aan bij de docent.

Wat?

1) Jouw antwoorden uitleggen aan de ander.

2) Samen overleggen wat het definitieve antwoord is.

3) Het definitieve antwoord opschrijven.

Opdracht deel 3

Hoe? Zelfstandig.

Hulp? Docent.

Tijd? 5 minuten.

Uitkomst? Hierna klassikaal bespreken.

Klaar? Geef dit aan bij de docent.

Wat?

1) Kruis bij iedere zin aan welke smiley erbij past.

2) Schrijf op wat je de volgende keer anders wil doen.

Opdracht balans

Bezittingen = gebouwen + te vorderen btw + kas = 100 + 20 + 50 = 170

Opdracht balans

Bezittingen = gebouwen + te vorderen btw + kas = 100 + 20 + 50 = 170

Vreemd vermogen = lening + crediteuren = 80 + 30 = 110

Opdracht balans

Bezittingen = gebouwen + te vorderen btw + kas = 100 + 20 + 50 = 170

Vreemd vermogen = lening + crediteuren = 80 + 30 = 110

Eigen vermogen = bezittingen - schulden = 170 - 110 = 60

Terugblik:

• Wat ging er goed?
  
• Wat kan beter?
  
• Wat wil je de volgende keer anders doen?
  

Wat heb je geleerd?

Aan het einde van de les kan de leerling:

Leerdoel 1: in eigen woorden uitleggen wat bezittingen zijn.

Leerdoel 2: in eigen woorden uitleggen wat schulden zijn.

Leerdoel 3: in eigen woorden uitleggen hoe een balans eruit ziet.

Leerdoel 4: balansposten classificeren tot de categorie bezittingen of vreemd vermogen van de balans.

Leerdoel 5: het eigen vermogen berekenen.

Leerdoel 6: in eigen woorden uitleggen wat zijn of haar positieve bijdrage was tijdens de samenwerkende activerende werkvorm.

Leerdoel 7: in eigen woorden uitleggen wat hij of zij de volgende keer anders zou willen doen bij een samenwerkende activerende werkvorm.

Administratie

3.1 Bezittingen en Schulden

e4b.eo1 - 11.01.2025