This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
H1.1 Inkomsten in soorten
H1.2 Inkomsten omrekenen
H1.3 Getallen op een rij
H1.4 Bijverdienen
H1.5 De bank betaalt
H1.6 Inkomen en beroep
Inhoud
Slide 1 - Slide
Hoofdstuk 1 - Zakgeld en inkomen (GT)
Slide 2 - Slide
1.1 Inkomsten in soorten
Slide 3 - Slide
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
inkomsten indelen in verschillende soorten.
de indeling van inkomstensoorten toepassen.
Wat gaan we leren?
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Wat zijn jouw inkomsten?
Slide 6 - Slide
Inkomen is alles wat je ontvangt.
Er zijn verschillende soorten inkomsten: - Inkomsten met tegenprestatie, zoals werk - Inkomsten zonder tegenprestatie, zoals zakgeld of een uitkering.
Inkomen
Slide 7 - Slide
Je kan op verschillende manieren inkomen ontvangen.
Inkomsten in geld: briefjes, muntgeld of op een rekening.
Inkomsten in natura: auto, telefoon, ov chipkaart.
Soorten inkomsten
Slide 8 - Slide
OPDRACHTEN
timer
15:00
Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5) individueel!
Na 15 minuten gaan we de vragen bespreken!
Klaar? Dan kun je alvast beginnen met de
toepassingsvragen. Dan hoef je thuis minder te doen!
Slide 9 - Slide
Welk inkomen is met tegenprestatie? En welke zonder?
Wat is het totale inkomen van deze persoon?
Is dit inkomen in geld of inkomen in natura?
Welk inkomen hoort bij wat?
Slide 10 - Slide
Je kan op verschillende manieren inkomen besteden.
Niet-vrij besteedbaar inkomen: kleedgeld, reisgeld en kappergeld.
Vrij besteedbaar inkomen: het inkomen dat overblijft na alle verplichte uitgaven
Kun je je geld vrij uitgeven?
Slide 11 - Slide
ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
1. A. Voor het zakgeld hoeft Brenda niks te doen. Voor het loon moet Brenda werken (oppassen).
B. 3 uren per keer, 2 keer per week. 6 uren x € 3,- per uur = € 18,-.
2. A. € 7,30 + € 3,95 + € 10,- + € 20,- = € 41,25
B. Je kunt het niet vrij besteden. De bioscoopbon kan je allen bij de bioscoop uitgeven en het beltegoed alleen op je telefoon zetten.
Slide 12 - Slide
ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
3. A. Het zakgeld (inkomsten zonder tegenprestatie) dat ze beide van hun ouders krijgen. B. Het geld dat zij verdient met oppassen (inkomsten met tegenprestatie) C. Brenda = € 12,- + € 18,- = € 30,-. Amber = € 15,-. Verschil = € 30,- - € 15,- = € 15,-
4. A. Ja, het geld voor de kapper zijn wel inkomsten. B. Nee, het geld is niet vrij besteedbaar. Brenda moet dit geld uitgeven aan de kapper. C. Brenda heeft voor het geld voor de kapper geen tegenprestatie geleverd.
Slide 13 - Slide
ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
5. Loon is met tegenprestatie. Kinderbijslag is zonder tegenprestatie.
Slide 14 - Slide
Huiswerk voor de volgende les:
Maken toepassingsvragen 6, 7, 8 en 9 van hoofdstuk 1.1 inkomsten in soorten op bladzijde 10 en 11.