This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 1 - Zakgeld en inkomen (KGT)
Slide 1 - Slide
H1.1 Inkomsten in soorten
H1.2 Inkomsten omrekenen
H1.3 Getallen op een rij
H1.4 Bijverdienen
H1.5 De bank betaalt
H1.6 Inkomen en beroep
Inhoud
Slide 2 - Slide
1.1 Inkomsten in soorten
Slide 3 - Slide
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
inkomsten indelen in verschillende soorten.
de indeling van inkomstensoorten toepassen.
Lesdoelen
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Inkomen is alles wat je ontvangt.
Er zijn verschillende soorten inkomsten: - Inkomsten met tegenprestatie, zoals werk (je moet er iets voor doen!) - Inkomsten zonder tegenprestatie, zoals zakgeld of een uitkering. (Je hoeft er niets voor te doen)
Inkomen
Slide 6 - Slide
Je kan op verschillende manieren inkomen ontvangen.
Inkomsten in geld: briefjes, muntgeld of op een rekening.
Inkomsten in natura: auto, telefoon, ov chipkaart.
Soorten inkomsten
Slide 7 - Slide
Je kan op verschillende manieren inkomen besteden.
Niet-vrij besteedbaar inkomen: kleedgeld, reisgeld en kappersgeld --> het staat vast waar je het aan uitgeeft.
Vrij besteedbaar inkomen: het inkomen dat overblijft na alle verplichte uitgaven
Kun je je geld vrij uitgeven?
Slide 8 - Slide
Opdrachten maken
Maken introductievragen 1 t/m 5
Paragraaf 1.1 inkomsten in soorten
bladzijde 8 en 9
Slide 9 - Slide
Opdrachten nakijken
Jullie hebben de introductievragen beantwoord. Deze gaan we nakijken.
Pak een andere kleur pen en verbeter je eventuele fouten!!
Slide 10 - Slide
ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
1. A. Voor het zakgeld hoeft Brenda niks te doen. Voor het loon moet Brenda werken (oppassen).
B. 3 uren per keer, 2 keer per week. 6 uren x € 3,- per uur = € 18,-.
2. A. € 7,30 + € 3,95 + € 10,- + € 20,- = € 41,25
B. Je kunt het niet vrij besteden. De bioscoopbon kan je allen bij de bioscoop uitgeven en het beltegoed alleen op je telefoon zetten.
Slide 11 - Slide
ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
3. A. Het zakgeld (inkomsten zonder tegenprestatie) dat ze beide van hun ouders krijgen. B. Het geld dat zij verdient met oppassen (inkomsten met tegenprestatie) C. Brenda = € 12,- + € 18,- = € 30,-. Amber = € 15,-. Verschil = € 30,- - € 15,- = € 15,-
4. A. Ja, het geld voor de kapper zijn wel inkomsten. B. Nee, het geld is niet vrij besteedbaar. Brenda moet dit geld uitgeven aan de kapper. C. Brenda heeft voor het geld voor de kapper geen tegenprestatie geleverd.
Slide 12 - Slide
ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
5. Loon is met tegenprestatie. Kinderbijslag is zonder tegenprestatie.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Koppelen aan klas
Ga naar magister
Klik op leermiddelen
Klik op je economie boek
Economisch bekeken
Typ de code in: 462367
Slide 16 - Slide
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
inkomsten indelen in verschillende soorten.
de indeling van inkomstensoorten toepassen.
Lesdoelen
Slide 17 - Slide
Afsluiting van de les
Om de les af te sluiten krijg je 5 vragen om te beantwoorden, om te kijken wat je deze les hebt geleerd!
Slide 18 - Slide
Wat is een voorbeeld van vrij besteedbaar inkomen ?
A
Kleedgeld
B
Loon
Slide 19 - Quiz
Zakgeld is:
A
Vrij besteedbaar inkomen
B
Niet-vrij besteedbaar inkomen
Slide 20 - Quiz
Pien krijgt af en toe iets van haar oma. Lippenstift en soms een tijdschrift. Hoe noemen we deze inkomsten?