Vaak wordt gezegd: '100% is alles'. Maar let op, kijk steeds goed wat je dan bedoelt. Heb je te maken met verandering in percentages, dan geldt: 100% is het totaal of geheel waar je van uitgaat, voordat er iets af gaat of bij komt.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EconomieMBOStudiejaar 1
This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Percentages
Vaak wordt gezegd: '100% is alles'. Maar let op, kijk steeds goed wat je dan bedoelt. Heb je te maken met verandering in percentages, dan geldt: 100% is het totaal of geheel waar je van uitgaat, voordat er iets af gaat of bij komt.
Slide 1 - Slide
Deel van een geheel berekenen
Procent + van = Deel:Geheel x 100
Voorbeeld
In een klas zitten 25 leerlingen. Hiervan komen er 8 op de fiets naar school. Hoeveel procent van de leerlingen komt niet op de fiets?
17:25 x 100 = 68%
Slide 2 - Slide
Een getal uitrekenen mbv meerdere percentages.
Hier is geen formule voor.
Goed lezen
Stap voor stap rekenen.
Slide 3 - Slide
In 2021 waren er 999.180 studenten binnen het mbo en hbo. Van deze groep was 51% ingeschreven bij het mbo. Hiervan was 49% van het vrouwelijk geslacht. En daarvan kwam 6,6% uit Utrecht. Hoe groot is het aantal vrouwelijke mbo-studenten uit Utrecht?
A
509581
B
249695
C
16479
D
Weet ik veel
Slide 4 - Quiz
Procentuele toename
Goed kijken hoeveel procent het geheel is.
Delen door het geheel en vermenigvuldigen met 100 + de toename.
Voorbeeld.
In een zak chips zit 150 gram. Vanaf 2023 gaat Lays de zakken met 15% meer chips vullen. Hoeveel zit er in de nieuwe zakken?
150 : 100 x 115 = 172,5 gram
Slide 5 - Slide
Zelf een procentuele toename/afname uitrekenen.
(Nieuw - oud) : oud x 100
Voorbeeld
Een fiets kost normaal gesproken € 750. Deze week is de fiets in de uitverkoop en kun je deze voor € 650 kopen.
Hoeveel procent korting krijg je?
(650 - 750) : 750 x 100 = 13,3%
Slide 6 - Slide
Rekenen met een factor
Procenten zijn nog sneller uit te rekenen met een factor.
Hoe maak je een factor ?
Bij een toename : percentage : 100 + 1
Slide 7 - Slide
Voorbeeld
De toegestane snelheid op de snelweg is 100km per uur. Je rijd 15% sneller dan toegestaan. Hoe hard rij je?
100 x 1,15 = 115 km per uur
Slide 8 - Slide
Hoeveel in procenten?
A
75%
B
25%
C
40%
D
4%
Slide 9 - Quiz
Hoe bereken je een stijging of daling in procenten?
A
(nieuw) : oud x 100
B
100 : (nieuw-oud) x oud
C
Deel : geheel x 100
D
(nieuw-oud) : oud x 100
Slide 10 - Quiz
Van een getal berekenen hoeveel procent het is van een ander getal. Hoeveel procent is € 16,50 van € 240,-
A
7%
B
6,6%
C
6,9%
D
6,8%
Slide 11 - Quiz
Hoeveel procent is met tonijn?
A
60%
B
70%
C
80%
D
90%
Slide 12 - Quiz
Een auto kostte €20.000. Deze week is de prijs verlaagd naar 17.500. Met hoeveel procent is de prijs gedaald?
A
12,5%
B
15%
C
10%
D
7%
Slide 13 - Quiz
Spaarrekening: € 25.000,- 1,2% rente Hoeveel staat er op de rekening na 15 jaar?
De rente blijft op de rekening staan!
A
€ 4898,38
B
€ 28898,38
C
€ 3898,38
D
€ 29898,38
Slide 14 - Quiz
Programma rekenblokken
We gaan aan de slag met 3.1 en 3.2
Zodra hoofdstuk 3 klaar is wordt er een toets afgenomen over H3 (6 paragrafen)