hst 5 paragraaf 2 "zoutoplossingen bij elkaar brengen"

hst 5.2 "zoutoplossingen bij elkaar brengen"
1 / 24
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

hst 5.2 "zoutoplossingen bij elkaar brengen"

Slide 1 - Slide

vandaag
Eerst: bespreken van een aantal vragen uit vorige paragraaf:
10, 11 en 13!
Verder aan de slag met par. 5.2
Instructie 
Aan de slag met vragen

Slide 2 - Slide

leerdoelen
  • Je kunt verklaren wat er gebeurt als je twee zoutoplossingen met elkaar mengt.
  • Je kunt een reactievergelijking opstellen van een twee zoutoplossingen die met elkaar gemengd zijn, waarbij een neerslag ontstaat.

Slide 3 - Slide

Is deze stof goed oplosbaar?
Na2CO3
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quiz

Geef de oplosvergelijking van
Na2CO3

Slide 5 - Open question

Vraag 10
Oplosvergelijkingen:
a. KBr --> Check of het oplosbaar is, wel 
Noteer de formule van de vaste zout (verhoudingsformule)
Is al gegeven: KBr (vergeet niet (s) achter te zetten!) dus:
KBr (s) en dan wordt het opgelost dus valt uiteen in ionen!
KBr (s) --> K   +  Br- Vergeet niet achter elk ion (aq) te zetten!
Dus: KBr (s) --> K+ (aq)    + Br- (aq)


Slide 6 - Slide

Vraag 10, de rest:
b. CuCl2(s) → Cu2+(aq) + 2 Cl(aq)
c. Mg(NO3)2(s) → Mg2+(aq) +2 NO3(aq)
d.  Al2(SO4)3(s) → 2 Al3+(aq) +3 SO42–(aq)
e. AgNO3(s) → Ag+(aq) + NO3(aq)

Slide 7 - Slide

Vraag 11:
Geef de indampvergelijking van:
a een keukenzoutoplossing, waarbij vast keukenzout
(NaCl) ontstaat.
Na+(aq) + Cl(aq) → NaCl(s) 

Slide 8 - Slide

Vraag 11, de rest
 b. een soda-oplossing, waarbij vast soda (Na2CO3) ontstaat.
2 Na+(aq) + CO32–(aq) →Na2CO3(s)
c. een ijzer(II)chloride-oplossing.
Fe2+(aq) + 2 Cl(aq) → FeCl2(s)

Slide 9 - Slide

Vraag 11, laatste antwoord
d. een ammoniumsulfaat-oplossing.
2 NH4+(aq) + SO42–(aq) →(NH4)2SO4(s)

Slide 10 - Slide

Vraag 13, zie voor vraag je werkboek!
a. Een suspensie. Calciumhydroxide is matig oplosbaar in water. Het gedeelte dat niet oplost, bestaat uit ongesplitst
calciumhydroxide en zal na het kwispelen een troebeling
veroorzaken. Als je de suspensie met rust laat, zal deze niet opgeloste vaste stof bezinken.
en op de bodem neerslaan.

Slide 11 - Slide

Vraag 13, de rest..
b. Ja, want de niet-opgeloste calciumhydroxide, Ca(OH)2(s),
blijft als residu op het filter achter.
c. Het gedeelte van de calciumhydroxide dat wel oplost,
loopt door het filter heen en wordt als filtraat opgevangen. Dit deel bestaat uit Ca2+(aq)- en OH(aq)-ionen.

Slide 12 - Slide

Vraag 13, laatste antwoorden
d. Het opgeloste deel wordt ook (helder) kalkwater genoemd.
e. Ja, want bij het indampen verdampt het oplosmiddel
(water) en blijft de opgeloste calciumhydroxide als residu
achter. Ca2+(aq) + 2 OH(aq) →Ca(OH)2(s)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

2 zoutoplossingen mengen
Als je 2 zoutoplossingen met elkaar mengt, kunnen er 2 dingen gebeuren: 
  • Het blijft een heldere oplossing: alle ionen blijven in oplossing
  • Het wordt een troebele suspensie: 2 soorten ionen reageren met elkaar en worden een slecht oplosbaar zout. Dit heet een neerslag

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

. . . .
. . . . 
. . . .
. . . .

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Als je mini-oplosbaarheidstabel alleen maar g heeft. Wat krijg je dan?
A
Een heldere oplossing waarin alle ionen opgelost zijn
B
Een troebele suspensie waarin een slecht oplosbaar zout is ontstaan

Slide 22 - Quiz

tribune-ionen
Ionen die er wel zijn maar die niet meedoen met de reactie.
Als je het neerslag filtreert dan zitten de tribune-ionen in het filtraat.

Slide 23 - Slide

Zelf oefenen

Je mengt oplossingen van

  1. koperchloride en zilvernitraat
  2. kaliumchloride en natriumsulfaat
  3. bariumchloride en natriumcarbonaat

Slide 24 - Slide