9.6 Het hormoonstelsel

Indeling voor na de start
Groep 1: voorste 2  rijen bij het whitebord: doen mee met de uitleg.
Groep 2: doen mee met de aantekeningen, gaan daarna zelfstandig aan het werk
Groep 3: achterste rijen: zoveel mogelijk alleen zitten: zelfstandig aan het werk
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Indeling voor na de start
Groep 1: voorste 2  rijen bij het whitebord: doen mee met de uitleg.
Groep 2: doen mee met de aantekeningen, gaan daarna zelfstandig aan het werk
Groep 3: achterste rijen: zoveel mogelijk alleen zitten: zelfstandig aan het werk

Slide 1 - Slide

9.6 regeling

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

Herhalen
Uitleg basisstof 9.6 OF zelfstandig aan het werk 1.2.3.4.5.6.7
Aan het werk

Slide 3 - Slide

Een zenuwcel bestaat uit heel veel zenuwen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Wat is een zenuw?
A
een bundel van uitlopers van zenuwcellen
B
een cel die impulsen kan geleiden
C
twee zenuwcellen die met elkaar verbonden zijn

Slide 5 - Quiz

Bestaat een zenuwcel uit een cellichaam en zenuwen?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Hoe noemen we de hersenen en het ruggenmerg samen?

Slide 7 - Open question

Hoe noem je de signaaltjes waarmee je zenuwstelsel communiceerd?
A
Prikkels
B
Impulsen
C
Stroompjes
D
Hormonen

Slide 8 - Quiz

Sleep de juiste betekenis naar het juiste begrip. 
Grote hersenen 
Kleine hersenen 
Hersenstam
Hersencentra voor waarnemingen, bewegingen en geheugen. 
Coördinatie en evenwicht houden.
Verbindingen tussen de hersenen en het ruggenmerg, onbewuste reacties.

Slide 9 - Drag question

Ella wordt geknepen door haar zusje, ze trekt haar arm terug.
Zet de woorden in de juiste volgorde.
Ruggenmerg
Spieren
Bewustwording
Zintuigcel
Hersenen
Impulsen in zenuwcellen
Prikkel
Impulsen in zenuwcellen

Slide 10 - Drag question

De reflexboog van je knie reflex gaat via ....
A
het ruggenmerg
B
de hersenstam
C
de kleine hersenen
D
de grote hersenen

Slide 11 - Quiz

De reflexboog van je ooglidreflex gaat via.....
A
het ruggenmerg
B
de hersenstam
C
de kleine hersenen
D
de grote hersenen

Slide 12 - Quiz

Alcohol heeft invloed op:
A
alleen de grote hersenen
B
alleen de kleine hersenen
C
zowel de grote hersenen als de kleine hersenen
D
niet op de grote hersenen en ook niet op de kleine hersenen

Slide 13 - Quiz

 minder goed

 sneller

 anders

Hersenen werken:
Uppers
Downers
Trippers
Verdovend
Stimulerend
Hallucinerend

Slide 14 - Drag question

Aantekening. Pak je schrift

Slide 15 - Slide

Leerdoelen

-Je kunt in een afbeelding de belangrijkste hormoonklieren benoemen.
-Je kunt de werking beschrijven van hormonen uit de eilandjes van Langerhans.
-Je kunt de werking beschrijven van het hormoon uit de bijnieren.


Slide 16 - Slide

Hormoonklieren
  • Produceren hormonen
  • Vervoeren deze via het bloed
  • Regelen werking van organen
  • Alleen de organen die gevoelig zijn voor het hormoon reageren hierop

Slide 17 - Slide

Klier(en)
= een groep cellen in het lichaam dat een stof produceert en afgeeft

1. Klieren met afvoerbuizen: zoals speekselklier, zweetklier
 2. Klieren zonder afvoerbuizen: hormoonklieren geven hormonen af aan het bloed

Slide 18 - Slide

Verschil in werking van het zenuwstelsel en het hormoonstelsel

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Eierstokken en teelballen

Maken geslachtshormonen = ontstaan secundaire geslachtskenmerken.

Slide 21 - Slide

Eilandjes van Langerhans
  • Groepjes cellen in alvleesklier die hormonen maken
  • Regelen hoeveelheid suiker (glucose) in je bloed  = bloedsuikerspiegel

Houden bloedsuikerspiegel constant, altijd rond de 0,4%

Slide 22 - Slide

Diabetes
  • Eilandjes van Langerhans werken niet goed. 
  • Gevolg: te veel suiker in bloed
  • Dit is suikerziekte (diabetes)

Slide 23 - Slide

Bijnieren
Produceren het hormoon adrenaline
  • Doel: zorgen dat je snel kunt handelen
  • Wordt gemaakt als je schrikt/ bang bent/ spanning voelt.
  • Gevolg: extra glucose in bloed
  • Hartslag verhoogt, ademhaling versnelt --> spieren reageren (bijv. snel weg kunnen rennen) 


 

Slide 24 - Slide

Aan het (huis)werk

Lees blz. 142t/m 146
Maak basisstof 9.6, opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9

Klaar?
Begrippen flitsen
Test jezelfs 9.1 t/m 9.6
https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Hersenen/hersenenonderbouw.htm








Slide 25 - Slide