Alle organismen hebben water nodig om te kunnen leven. Je krijgt water binnen als je drinkt of eet. Water verlaat je lichaam met de urine, met zweet of door uitademen. In de natuur doorloopt water een kringloop(zie afbeelding). Het meeste water bevindt zich in de oceanen en zeeën. Samen bedekken deze ongeveer 75% van het aardoppervlak. In de oceanen en zeeën vindt verdamping van water plaats, vooral als het warm is. Deze waterdamp stijgt op. Hoog in de lucht wordt het kouder, waardoor de waterdamp condenseert (kleine druppels vormt). Zo ontstaan wolken. Als de druppels in de wolken groter worden, gaat het regenen. Door neerslag (regen, sneeuw of hagel) keert het water dat is verdampt uit de oceanen en zeeën terug op het aardoppervlak. Het water verzamelt zich in rivieren en stroomt terug naar de oceanen en zeeën.