Quiz: H1 + H2.1 t/m 2.3 Formuletaal

1 / 35
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide


volume, dichtheid en massa
Welke van deze zijn stofeigenschappen?
A
alleen volume
B
volume en massa
C
alleen massa
D
alleen dichtheid

Slide 2 - Quiz

Welke antwoorden omschrijven
GEEN stofeigenschappen?
A
De massa van het blok hout is 50 gram
B
De dichtheid van de stof is 3 g/ml
C
Het blok heeft een rechthoekige vorm
D
Het smeltpunt van de stof is 78 graden Celsius

Slide 3 - Quiz

De volgende eigenschappen zijn stofeigenschappen (klik de juiste aan):
A
De stof is brandbaar
B
De stof kan verpoederd worden
C
De stof lost slecht op in water
D
De stof heeft een massa van 65 gram

Slide 4 - Quiz

Je hebt 125 mL pure alcohol. De dichtheid van alcohol is 0.7893 g/cm3. Wat is dan het massa van deze hoeveelheid alcohol in kg?

Slide 5 - Open question

Welk veiligheidspictogram zie je hier?
A
Explosief
B
Gevaar voor millieu
C
Bijtende stoffen
D
Giftige stoffen

Slide 6 - Quiz

Waarom draag je een labjas en een veiligheidsbril?
A
Voor de veiligheid
B
Om je kleding te beschermen
C
Omdat er nog weinig ervaring is met het werken met gevaarlijke stoffen
D
Omdat dat cool is

Slide 7 - Quiz

Wat is moet je niet doen bij een practicum in het lab?
A
Altijd een veiligheidsbril dragen
B
Lang haar in een staart dragen
C
Je tas onder de tafel opbergen
D
Je labjas dragen en dichtknopen

Slide 8 - Quiz

Wat is het woord?
A
het bekerglas
B
de maatcilinder
C
de labjas
D
de veiligheidsbril

Slide 9 - Quiz

Gasvormige fase
Vloeibare fase
Smelten
stollen/bevriezen
Condenseren
vervluchtigen
Rijpen

Slide 10 - Drag question

vaste fase
vloeibare fase
gasvormige fase

(l)
(s)
(g)

Slide 11 - Drag question

Wat geldt NIET voor een kooktraject?
A
de temperatuur blijft stijgen tijdens koken
B
het geeft aan dat het een mengsel is
C
het geeft aan dat het een zuivere stof is
D
tijdens het koken zie je gasbellen in de vloeistof

Slide 12 - Quiz

Een zuivere stof heeft een smelttraject.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz


Welke diagram laat een kooktraject zien?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quiz

Het diagram is een .... .
A
smeltdiagram van mengsel
B
stoldiagram van een mengsel
C
smeltdiagram van een zuivere stof
D
stoldiagram van een zuivere stof

Slide 15 - Quiz

Wat is het kookpunt?
A
de temperatuur waarbij een zuivere stof kookt
B
de temperatuur waarbij een oplossing kookt
C
een punt waarbij een zuivere stof kookt
D
de temperatuur van 100 graden Celcius

Slide 16 - Quiz

Een suspensie is een soort mengsel. Wat is een voorbeeld van een suspensie?
A
Thee
B
Limonade
C
Sinaasappelsap
D
Zout water

Slide 17 - Quiz

Een suspensie is een bepaald soort mengsel. Een suspensie is ...
A
Helder en altijd gekleurd
B
Helder en soms gekleurd
C
Troebel en altijd gekleurd
D
Troebel en soms gekleurd

Slide 18 - Quiz

Een oplossing is altijd helder. Zijn er oplossingen die een kleur hebben?
A
ja, zoals zwarte koffie
B
nee, altijd kleurloos

Slide 19 - Quiz

In margarine zitten emulgatoren. Wat doen emulgatoren?
A
Emulgatoren zorgen dat margarine zacht is.
B
Emulgatoren zorgen ervoor dat producten langer houdbaar zijn.
C
Emulgatoren zorgen ervoor dat water en vet met elkaar kunnen mengen.

Slide 20 - Quiz

Ammonia oplossing, een oplossing met een pH van 11 is een ... oplossing
A
Zure
B
Basische
C
Neutrale

Slide 21 - Quiz

Aan een zuur met pH 3 wordt water toegevoegd. Wat kan nu de pH zijn?
A
pH2
B
pH3
C
pH4
D
pH8

Slide 22 - Quiz

Is het waarnemen van stofeigenschappen macro- of microniveau?
A
Macro
B
Micro

Slide 23 - Quiz

Wat zie je hier?
A
moleculen in de gasvormige fase op macroniveau
B
Moleculen in de vloeibare fase op macroniveau
C
Moleculen in de gasvormige fase op microniveau
D
Moleculen in de vloeibare fase op microniveau

Slide 24 - Quiz

Wat bedoelen we in de scheikunde met een model?
A
Iemand die er goed uitziet
B
Een schaalmodel
C
Een versimpelde weergave van de werkelijkheid
D
Daarmee kun je waarnemingen op macroniveau verklaren

Slide 25 - Quiz

macro- of
microniveau?
A
Macroniveau
B
Microniveau
C
Micro- en macroniveau
D
Geen van beide

Slide 26 - Quiz

Verbind de symbolen aan de juiste atoomsoort
Magnesium
IJzer
Aluminium
Zilver
Mg
Al
Ag
Fe

Slide 27 - Drag question

Wat moet op de open plekken worden ingevuld?
4
index 1
coëfficiënt
index
aantal moleculen
aantal van een atoomsoort

Slide 28 - Drag question

In het periodiek systeem zijn er meer metalen dan niet-metalen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

wat is een periodiek systeem?
A
een systeem met alle atoomsoorten bij elkaar
B
een legenda met alle stoffen
C
een systeem waarin alleen edelgassen in staan

Slide 30 - Quiz

Waar staan de edelgassen
in het periodiek systeem?
In welke groep in het periodiek systeem staan de edelgassen?
A
groep 1
B
groep 2
C
groep 17
D
groep 18

Slide 31 - Quiz

Bij welke verbinding is er sprake van een verkeerde naamgeving
A
CaO; calciumoxide
B
N2O5; distikstof pentoxide
C
FeBr2; ijzer dibromide

Slide 32 - Quiz

Wat is de juiste naamgeving voor H2S?
A
waterstofsulfide
B
waterstofzwavel
C
diwaterstofmonosulfide
D
waterstofdisulfide

Slide 33 - Quiz

Naamgeving moleculaire stoffen: CCl4 heet:
A
koolstoftetrachloride
B
koolstoftetrabroom
C
koolstof(IV)broom
D
methaan

Slide 34 - Quiz

Naamgeving moleculaire stoffen: CBr4 heet:
A
koolstoftetrabromide
B
koolstoftetrabroom
C
koolstof(IV)broom
D
methaan

Slide 35 - Quiz