3h hfd 3 ZELFST Spelling Herhaling lastige ww-vormen: -de(n) of -dde(n); -te(n) of -tte(n)?

Kies de goede vorm 
3h hfd 3 KLASS Spelling Herhaling lastige ww-vormen: -de(n) of -dde(n); -te(n) of -tte(n)?
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Kies de goede vorm 
3h hfd 3 KLASS Spelling Herhaling lastige ww-vormen: -de(n) of -dde(n); -te(n) of -tte(n)?

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Sven verbetert zijn persoonlijk record.
(verbetert)
A
pvtt
B
pvvt
C
vd
D
inf

Slide 3 - Quiz

Verleden week (landen) Verstappens toestel op Schiphol.
A
lande
B
landde
C
landen
D
landden

Slide 4 - Quiz

Gisteren crashte mijn computer.
(crashte)
A
pvtt
B
pvvt
C
vd
D
inf

Slide 5 - Quiz

Wie (breien) er nu nog?
A
breidt
B
brei
C
breit
D
breidt

Slide 6 - Quiz

Welk werkwoord is juist gespeld?
A
De buschauffeur red het meisje.
B
Word jij zestien morgen?
C
Het vliegtuig lande op tijd.
D
Hij werdt niet gezien door de automobilist.

Slide 7 - Quiz

Welk werkwoord is fout gespeld?
A
Hij braadt de kip in de oven.
B
Zij is verhuist.

Slide 8 - Quiz

Welk werkwoord is juist gespeld?
A
Mijn nichtje verhuisdde al tien keer.
B
Mijn neefje woonde daar om de hoek.
C
Het verbrandde eten smaakt niet lekker.

Slide 9 - Quiz

Welk werkwoord is juist gespeld?
A
Het verbrande meisje ligt in het ziekenhuis.
B
Gister fietstten we wel tien kilometer.
C
Hij praate door de les heen.
D
Hij heeft zijn vinger verbrandt.

Slide 10 - Quiz

Welk werkwoord is juist gespeld?
A
Hij lachtte hard om haar grappen.
B
Morgen wordt jij de kampioen!
C
Hij wordt kampioen!
D
De stewardes steld de passagier gerust.

Slide 11 - Quiz

Welk werkwoord is fout gespeld?
A
De verlate man miste zijn vliegtuig.
B
Wie besmet raakt, belandt soms in het ziekenhuis.
C
Niet iedereen heeft het geredt.
D
Hij morste spaghettisaus op zijn witte broek.

Slide 12 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 13 - Quiz

Als je verstandig bent, BRAND je daar je vingers niet aan.
A
pvtt
B
vd
C
pvvt
D
bn

Slide 14 - Quiz

De slapende kater was gemakkelijk te fotograferen.

A
OD als BN
B
VD als BN

Slide 15 - Quiz

De (aanbranden) aardappels zijn weggegooid.
A
aangebranden
B
aangebrandde
C
aanbrandende
D
aangebrande

Slide 16 - Quiz

Mijn (intapen) enkel doet nog steeds zeer.
A
Ingetapete
B
Ingetapede
C
Ingetapte
D
Ingetapde

Slide 17 - Quiz

evacueren
> De .................. kampen.
A
gëevacueerde
B
geëvacueerde
C
gëevacueerden
D
geëvacueerden

Slide 18 - Quiz

Hij (deleten - vt) de bestanden.
A
delete
B
deletete
C
delette
D
deletette

Slide 19 - Quiz

(vinden) alsjeblieft die bankpas terug, voor er misbruik van wordt gemaakt.
A
Vond
B
Vindt
C
Vind

Slide 20 - Quiz

De stukken (kopiëren - tt) mijn secretaresse niet meer.
A
kopieert
B
kopieërt
C
kopiëren
D
kopieerde

Slide 21 - Quiz

De pas (stofzuigen) vloer lag onder de confetti.
A
stofgezogen
B
gestofzuigde
C
stofgezoge
D
stofgezuigde

Slide 22 - Quiz

Ga naar NN-online
Maken: hfd. 3 Spelling/Herhaling lastige ww-vormen .../ alle opdrachten. 

Slide 23 - Slide