2havo H4 Spelling lastige werkwoordsvormen

Werkwoordspelling
Havo 2
H4 Werkwoordspelling
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
Havo 2
H4 Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Terugblik huiswerk
Waarom is dit zo? 




                                              

Slide 2 - Slide

Je hoort een s, dus je schrijft een s.
Het eerste deel van de samenstelling is een zelfstandig naamwoord op 'en'
Er zijn twee meervoudsvormen
Er is er maar 1 van op onze aarde.
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord
meervoudsvormen
secondewijzer
zonnebril
knarsetanden
vorstendom

Slide 3 - Drag question

Lesdoelen
Spelling: 
Je kunt werkwoordsvormen op -de(n), -dde(n), -te(n) en -tte(n) juist schrijven.




                                              

Slide 4 - Slide



  • Terugblik werkwoordtijden
  • Uitleg werkwoordsvormen 
    de, den, dde, dden + te, ten, tte, tten




Slide 5 - Slide

De door het zonlicht verlichte kamer zag er heel gezellig uit.
A
verlichte = gebruikt als vt
B
verlichte = gebruikt als bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Quiz

De lantaarn verlichtte de straat nauwelijks.
A
Gebruikt als vt
B
Gebruikt als bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Quiz

Tijdens het spel ... (uitbeelden) José een slang uit.

Slide 8 - Open question

Tijdens zijn debuut .. (vertrouwen) de voetballer op zijn uitstekende techniek.

Slide 9 - Open question

Na enkele dagen .. (staken) de werknemers hun protestactie.

Slide 10 - Open question

Door de grap van Henk .. (proesten) Kees het uit.

Slide 11 - Open question

Spelling H4 spelling werkwoorden

Ww die in ik-vorm tt op een d of t eindigen.
Kosten, vergoeden, branden. Ze klinken hetzelfde, maar anders gespeld!  

                                                


                                                                             vs.
                              Het verbrande huis                        Ik verbrandde me

Slide 12 - Slide

Spelling H4 spelling werkwoorden

Stel eerst vast:
Met welke werkwoordsvorm heb ik te maken?
* persoonsvorm 

* een infinitief (het hele werkwoord)

* bijvoeglijk naamwoord 

Slide 13 - Slide

Spelling H4 spelling werkwoorden

Werkwoordsvormen
* persoonsvorm (mv) > tt = den of ten
                                         > vt = dden of tten

* een infinitief (het hele werkwoord) > check woordenboek

* bijvoeglijk naamwoord (bij vd dat eindigt op -d/-t) > schrijf de of te
(maak langer!)

Slide 14 - Slide

Spelling
Lastige werkwoordsvormen H4



Mkn. opdr. 1 t/m 3

Slide 15 - Slide

Leerdoelen check!
Wat is het juiste antwoord?

Slide 16 - Slide

In welke landen mag een man zijn echtgenote nog verstootte/verstoten?
A
verstootte
B
verstoten

Slide 17 - Quiz

De door de crisis ontwrichtte/ontwrichte economie herstelt zich.
A
ontwrichtte
B
ontwrichte

Slide 18 - Quiz

Onze kok zal het eten bereidden/bereiden voor zo'n 300 gasten.
A
bereidden
B
bereiden

Slide 19 - Quiz

Waar gingen die verklede/verkleedde/verkleedden/
verkleden carnavallers naar toe?
A
verklede
B
verkleedde
C
verkleedden
D
verkleden

Slide 20 - Quiz

Waar gingen die verklede/verkleedde/verkleedden/
verkleden carnavallers naar toe?
A
verklede
B
verkleedde
C
verkleedden
D
verkleden

Slide 21 - Quiz

In dit klooster leiden/leidden monikken een vredig bestaan.
A
leiden
B
leidden

Slide 22 - Quiz