Hoofdletters en leestekens

1. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
de boom valt om.
B
De boom valt om.
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
de boom valt om.
B
De boom valt om.

Slide 1 - Quiz

2. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
25 euro moest ik betalen voor dat t-shirt.
B
25 Euro moest ik betalen voor dat t-shirt.

Slide 2 - Quiz

3. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
'S Nachts zie je de maan het best.
B
'S nachts zie je de maan het best.
C
's nachts Zie je de maan het best.
D
's Nachts zie je de maan het best.

Slide 3 - Quiz

5. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Is jeroen vandaag ziek?
B
Is Jeroen vandaag ziek?

Slide 4 - Quiz

6. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Vanavond eten we italiaanse salade met mozzarella.
B
Vanavond eten we Italiaanse salade met mozzarella.

Slide 5 - Quiz

7. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
De beste serie vind ik Game of Thrones.
B
De beste serie vind ik game of thrones.
C
De beste serie ik Game of thrones.
D
De beste serie vind ik game of Thrones.

Slide 6 - Quiz

8. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Met pasen eten we bij mijn oma.
B
Met Pasen eten we bij mijn oma.

Slide 7 - Quiz

9. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Zijn dat echte Nike-schoenen?
B
Zijn dat echte nike-schoenen?

Slide 8 - Quiz

10. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Dat kasteel is gebouwd in de middeleeuwen.
B
Dat kasteel is gebouwd in de Middeleeuwen.

Slide 9 - Quiz

11. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
De zon komt op in het oosten.
B
De zon komt op in het Oosten.

Slide 10 - Quiz

12. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
In de kerstvakantie ga ik naar de bioscoop.
B
In de Kerstvakantie ga ik naar de bioscoop.

Slide 11 - Quiz

Welke spelling is goed? Let op hoofdlettergebruik.
A
De maand november valt in de herfst.
B
De maand November valt in de herfst.
C
De maand November valt in de Herfst.
D
De maand november valt in de Herfst.

Slide 12 - Quiz

13. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Deze zomer gaan we op vakantie naar Spanje.
B
Deze zomer gaan we op vakantie naar spanje.

Slide 13 - Quiz

14. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Die nieuwe Samsung-telefoon vind ik erg duur.
B
Die nieuwe samsung-telefoon vind ik erg duur.

Slide 14 - Quiz

3. Zet de leestekens op de juiste plek.

Terwijl ik nog in bed lig staat mijn moeder al de was te strijken

Slide 15 - Open question

7. Zet de leestekens op de juiste plek.

In de supermarkt heb ik chips cola fanta en chocola gekocht

Slide 16 - Open question