E grammar

Hello!
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hello!

Slide 1 - Slide

Program
  • Explanation grammar

Slide 2 - Slide

Woordvolgorde
WIE - DOET - WAT - WAAR - WANNEER
(She - watched - a movie - at home - last night)

Vaste woordvolgorde in het Engels, dan kan een zin bijna niet mis gaan.

Slide 3 - Slide

Adjectives (bijvoegelijke naamwoorden)
Adjectives kun je aan een zin toevoegen. Een adjective zegt iets over het zelfstandig naamwoord
Je zet een adjective daarom ook voor het zelfstandige naamwoord. 

Slide 4 - Slide

Bijvoorbeeld
He watched a funny movie in his room last night.
They bought a lovely dress.
We had a good time.
I went to a terrible movie last weekend. 

Slide 5 - Slide

Uitzondering
Af en toe zet je een adjective achter het werkwoord. Als dat zo is, geeft het informatie over het onderwerp
Dit gebeurt vaak bij werkwoorden zoals to be, appear, look en seem.

Slide 6 - Slide

Bijvoorbeeld
They look amazing in their new clothes.
I am great at doing my homework.
My brother seems focussed on his game.
The dog appears dirty after the walk. 

Slide 7 - Slide

Kies het bijvoeglijk naamwoord uit de zin:
She wears a beautiful dress.
A
wears
B
a
C
beautiful
D
dress

Slide 8 - Quiz

Kies het bijvoeglijk naamwoord uit de zin:
They watched an amazing movie.
A
watched
B
amazing
C
they
D
movie

Slide 9 - Quiz

Kies het bijvoeglijk naamwoord uit de zin:
They worked fast.
A
they
B
worked
C
fast

Slide 10 - Quiz

Choose the correct sentence
A
We live in a big house
B
We big in a live house
C
We in a house big live
D
We live in a house big

Slide 11 - Quiz

Choose the correct sentence
A
I watched a movie terrible
B
I terrible watched a movie
C
I watched a terrible movie
D
I a movie watched terrible

Slide 12 - Quiz

Choose the correct sentence
A
She looks in that dress amazing
B
She looks amazing in that dress
C
She amazing looks in that dress
D
She in that dress looks amazing

Slide 13 - Quiz

Homework
For next lesson:
E grammar exercises 30, 31, 32 & 33

Slide 14 - Slide