This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Guten Morgen!
Wie geht es dir?
- Laptop op tafel
- Boek op tafel
- Schrift op tafel
Slide 1 - Slide
Dagopening
Thema: griezelig!
Slide 2 - Slide
Planung
1. Uitleg lidwoorden + oefenen
2. Uitleg bezittelijk voornaamwoord + oefenen
3. Uitleg hoofdletters + oefenen
4. An die Arbeit! (Aan het werk!)
5. Toets en weektaak bespreken
Slide 3 - Slide
Uitleg lidwoorden
Seite (bladzijde) 31/32!
Eerst 2 minuten zelf even doorlezen
timer
2:00
Slide 4 - Slide
Lidwoorden
Lidwoorden zijn de woorden: de, het en een
De broer, de zus, het meisje, het huis, een kind, een vrouw
In het Duits zijn ze: der, die, das = de/het
ein en eine = een
Slide 5 - Slide
Lidwoorden
In het Duits heb je mannelijke, vrouwelijke, onzijdige woorden.
mannelijk = der
vrouwelijk = die
onzijdig = das
meervoud = die
Slide 6 - Slide
Wanneer weet je het?
1. Mannelijke/vrouwelijke mensen en dieren zijn automatisch mannelijk en vrouwelijk.
der Junge, der Mann, der Onkel
die Frau, die Tante, die Schwester
2. Het-woorden zijn vaak "das".
das Mädchen, das Kind
3. Uit je hoofd leren.
die Hauptstadt, das Bundesland, der Nachname
Slide 7 - Slide
Lidwoorden
'een' is ein of eine 'geen' is kein of keine
mannelijk = ein
vrouwelijk = eine
onzijdig = ein
meervoud = keine
Slide 8 - Slide
Üben! Oefenen
Zijn er nog vragen voordat we beginnen?
Slide 9 - Slide
Welke lidwoorden zijn er in het Duits?
Slide 10 - Mind map
"der" wordt gebruikt voor?
A
mannelijke woorden
B
vrouwelijke woorden
C
onzijdige woorden
D
meervoud
Slide 11 - Quiz
"die" wordt gebruikt voor?
A
mannelijke woorden
B
vrouwelijke woorden
C
onzijdige woorden
D
meervoud
Slide 12 - Quiz
Veel woorden die "het" krijgen, krijgen het lidwoord?
A
der
B
die
C
das
D
ein(e)
Slide 13 - Quiz
Welke letter komt achter '(k)ein' bij vrouwelijke woorden en meervoud?
Slide 14 - Open question
Machen
Opdracht 7.2 en 7.3
Seite 32
timer
1:00
Slide 15 - Slide
Uitleg hoofdletters
1. Aan het begin van een zin
2. Namen van mensen, dieren en steden
Ich heiße Michiel. Ik wohne in Sneek. Meine Katze heißt Snibbel.
+ Bij zelfstandige naamwoorden
3. Ik heb blauwe ogen > Ich habe blaue Augen
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Machen
Opdracht 8
Seite 32
timer
1:00
Slide 18 - Slide
Antworte
Laura Schneider ist vierzehn Jahre alt. Sie wohnt in Oldenburg und fährt mit ihrem Bruder und ihrer Freundin mit dem Bus auf ein Konzert nach Hamburg. Laura hat blonde, kurze Haare und blaue Augen. Sie hat eine Brille. In Hamburg will sie auch Shoppen gehen. Laura will sich ein rotes T-Shirt und eine neue Hose kaufen.
Slide 19 - Slide
Uitleg bezittelijk voornaamwoord
Seite (bladzijde) 33
Eerst 3 minuten zelf even doorlezen
timer
1:00
Slide 20 - Slide
Bezittelijke voornaamwoorden
mijn mein
jouw dein
zijn sein
haar ihr
ons/onze unser
jullie euer
hun ihr
uw Ihr
Slide 21 - Slide
Bezittelijke voornaamwoorden
Vrouwelijke woorden en meervoud krijgen er nog een +e achter
Mein Bruder = mijn broer
Meine Schwester = mijn zus
Unser Kind = ons kind
Unsere Kinder = onze kinderen
Slide 22 - Slide
Schrijf zoveel mogelijk bezittelijke voornaamwoorden op
Slide 23 - Mind map
Hoe zeg je "Dat is mijn zoon"
A
Das ist ihr Sohn
B
Das ist sein Sohn
C
Das ist meine Sohn
D
Das ist mein Sohn
Slide 24 - Quiz
Hoe zeg je "Jouw zus heet Janneke"?
A
deine Schwester heißt Janneke
B
dein Schwester heißt Janneke
Slide 25 - Quiz
Wanneer komt er een "e" achter een bezittelijk voornaamwoord?
Slide 26 - Open question
Tot slot: Wat is "Dat is uw jas?" Jas is vrouwelijk