De "Possessivpronomen" (bezittelijk voornaamwoorden) geven een bezit aan. Het zijn: mijn, jouw, zijn , haar , ons, jullie, hun en Uw. In het Duits: mein ,dein , sein, ihr, unser, euer, ihr en Ihr.
Je zegt in het Nederlands ook niet "ik boek" nee dat wordt "mijn boek".
De bezittelijk voornaamwoorden worden net zo vervoegd als "ein" (een) en "kein" (geen).
Dus : mannelijk (der) en onzijdig (das): niets er achter en
vrouwelijk (die) en meervoud (die): een "e" .
Eerst wordt even herhaald wanneer je der, die en das gebruikt, want dat heb je er voor nodig :)