This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
5.2 Demorcratie in Nederland
Wat weet je nog?
Slide 1 - Slide
Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen hoe Nederland werd geregeerd vóór 1848
Slide 2 - Slide
Nederland krijgt een nieuwe koning
Napoleon wordt verslagen bij de Slag bij Waterloo in 1815:
Nederland heeft een nieuwe leider nodig:
Stadhouder Willem V is overleden: --> zoon Prins Willem Frederik van Oranje-Nassau
Koning Willem I van 1815 tot 1840
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Wie is de regering?
A
koning en ministers
B
1e en 2e kamer
C
alleen de koning
D
alleen de ministers
Slide 5 - Quiz
Wie is het staatshoofd?
A
koning
B
minister
C
ministerpresident
D
jouw geschiedenisleraar
Slide 6 - Quiz
Wie wilde er in het midden van de 19e eeuw een sterk parlement?
A
Arbeiders
B
Liberalen
C
Koning
D
Regering
Slide 7 - Quiz
Deze vraag gaat over de democratie in Nederland.
Welke zin is juist?
A
Tussen 1813 en 1848 had koning Willem I (zie plaatje) alle macht.
B
In 1813 werd Nederland een parlementaire democratie.
C
Vanaf 1848 moest koning Willem II veel meer rekening houden met het parlement.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.
Slide 8 - Quiz
Deze opdracht gaat over liberalisme in de 19e eeuw. Op het plaatje zie je liberaal Thorbecke.
Kies het juiste antwoord.
A
Het liberalisme streefde naar meer vrijheid en invloed voor de koning.
B
Het liberalisme was geen politiek-maatschappelijke stroming.
C
Liberalen vonden dat burgers het parlement moesten kiezen.
D
Liberalen wilden dat het parlement niet te veel macht zou krijgen.
Slide 9 - Quiz
Zet de letters 1 t/m 6 in de juiste tijdsvolgorde:
1. Alleen rijke Nederlanders mogen stemmen. 2. Het algemeen kiesrecht wordt ingevoerd in Nederland. 3. Het Nederlandse parlement krijgt de hoogste macht. 4 In Europa zijn er verschillende opstanden. 5. Nederland wordt een constitutionele monarchie. 6. Thorbecke schrijft een nieuwe grondwet.
A
5 --> 4 --> 6 --> 3 --> 2 --> 1
B
5 --> 4 --> 6 --> 3 --> 1 --> 2
C
5 --> 4 --> 6 --> 1 --> 3--> 2
D
5 --> 4 --> 3 --> 6 --> 1 --> 2
Slide 10 - Quiz
Bij welk type kiesrecht mogen alleen mensen stemmen die een bepaald bedrag aan belasting betalen?