3H - bron D het delend lidwoord - 11/4 - c.5 ed.6

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

BONJOUR

tout le monde!!

                   Attention!

• Ga zitten volgens plattegrond
• Leg je boek en iPad op tafel
• iPad is uit en ligt met het scherm naar beneden

BONJOUR

Ga zitten en pak je schrift. 

Exercice (opdracht) - partie 1:

1. Lees de groene blokjes op blz. 22 + 23.

2. Lees het verhaaltje. Welke 4 woorden zijn delende lidwoorden?

3. Log alvast in op LessonUp.

Aujourd'hui, je vais préparer des croissants. J'aime les croissants. Je veux manger 

un kilo de croissants! Ce sont délicieux. 

Ma soeur n'aime pas de croissants.

Discuter

En duo's

Exercice (opdracht) - partie 2:

1. Bespreek met je klasgenoot welke 4 delende lidwoorden hij/zij heeft gevonden. 

2. Leg uit wanneer je deze 4 delende lidwoorden gebruikt. Werk samen met je buur. Gebruik het verhaaltje en de groene blokjes als hulpmiddel.

Aujourd'hui, je vais préparer des croissants. 

J'aime les croissants. Je veux manger un kilo de croissants! Ce sont délicieux. 

Ma soeur n'aime pas de croissants.

Hoe ging de startopdracht?

😒🙁😐🙂😃

Ik kan een delend lidwoord in een zin herkennen.

-210

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag

Aujourd'hui

Mardi 11 mars

1. Buts                            

2. Het delend lidwoord    

3. Travail individuel

4. Evaluation                   

Buts:  ik kan een delend lidwoord in een Franse zin herkennen.

Ik kan een delend lidwoord toepassen in een zin.

Pourquoi?! (waarom)

Het delend lidwoord bestaat niet in het Nederlands.

Als er in het Nederlands geen lidwoord voor het zelfstandig naamwoord komt dan krijg je in het Frans het delend lidwoord

Een deel van alles: delend lidwoord

Dit zijn de delend lidwoorden: 

"een deel van"

du (de + le)	van de/het
de la	van de/het
de l'	van de/het
des (de + les)	van de

Letterlijke betekenis

<--

Exercice

Zet in onderstaande zinnen het juiste delende lidwoord. Gebruik het schema.

Kies uit: 

du, de la, de l', des/ de, d'/ le, la, l', les

1. Je voudrais .... pommes.

2. Elle déteste .... viande (v).

3. Nous prenons .... vin (m).

4. Tu vas acheter un kilo .... bananes.

5. Vous n'avez pas ... jus d'orange?

Corriger

Zet in onderstaande zinnen het juiste delende lidwoord. Gebruik het schema.

Kies uit: 

du, de la, de l', des/ de, d'/ le, la, l', les

1. Je voudrais des pommes.

2. Elle déteste la viande.

3. Nous prenons du vin (m).

4. Tu vas acheter un kilo de bananes.

5. Vous n'avez pas de jus d'orange?

Hoe ging de invulopdracht over het delend lidwoord?

😒🙁😐🙂😃

Ik kan een delend lidwoord toepassen in een zin.

010

Wat is een delend lidwoord?

1. un, une
2. du, de la, de l', des
3. le, la, les

wanneer krijg je weer een gewoon lidwoord?

1. na een hoeveelheid
2. na een werkwoord met een gevoel
3. na een komma

Het delend lidwoord wordt vertaald naar het Nederlands.

1. Juist
2. Onjuist

Welke uitspraak is fout over het "delend lidwoord"?

1. het geeft onbepaalde hoeveelheden aan
2. je gebruikt het na een getal
3. het bestaat niet in het Nederlands
4. 'de l' staat voor een klinker of stomme h

Wat gebeurt er met het delend lidwoord na:
aimer / adorer / préférer / détester ?

1. geen idee
2. er verandert niets
3. delend lidwoord verandert in de / d'
4. delend lidwoord verandert in le/la/l'/les

Deux kilos ....... pommes
(Kies het goede delend lidwoord)

1. des
2. de la
3. de
4. géén lidwoord

Vul het juiste delend lidwoord in:
J'adore ...... frites.

1. de
2. des
3. du
4. les

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je ne bois pas ...... eau.

1. de
2. de la
3. de l'
4. d'

Delend lidwoord
Bij het ontbijt, drink ik melk

1. Au petit-déjeuner, je bois lait
2. Au petit-déjeuner, je bois du lait
3. Au petit-déjeuner, je bois le lait

Welk delend lidwoord?

Je ne mange pas ........ viande.

1. de
2. d'
3. du
4. de la

Tu veux ... coca ?

Kies het juiste delend lidwoord.

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Travail individuel

Quoi	Havo: exercices15ac, 16ad p. 22-24
Comment	de 4 B's
Aide	groene blokjes blz. 22-24 hulp schema delend lidwoord
Prêt?	1. Corriger (LessonUp) 2. Oefen grammaire D via slimstampen (online)

Evaluation

But:  

ik kan een delend lidwoord in een Franse zin herkennen.

Ik kan een delend lidwoord toepassen in een zin.

Het delend lidwoord wordt vertaald naar het Nederlands.

1. Juist
2. Onjuist

Welke vier delende lidwoorden zijn er in een gewone zin?

1. du, de la, des, de l'
2. de les, de la, de le, des
3. des, da, du , de l'
4. geen

Wat gebruik je in een zin met een woord van hoeveelheid?

1. du, de la, des, de l'
2. de, d'
3. le, la, l', les
4. geen

Wat gebruik je in een zin met een vorm van 'aimer', 'adorer', 'détester', 'préférer'?

1. du, de la, des, de l'
2. de, d'
3. le, la, l', les
4. geen

Wat gebruik je in een zin met een ontkenning?

1. du, de la, des, de l'
2. de, d'
3. le, la, l', les
4. geen

Vul het juiste delend lidwoord in: Ma mère achète____ lait (le)

1. des
2. de la
3. du
4. de

Kies het juiste delend lidwoord:
J'ai soif. J'ai bu un litre ____ eau.

1. des
2. de la
3. d'
4. de

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je déteste _______ aubergine.

1. du
2. l'
3. de l'
4. de

Ik weet hoe ik het delend lidwoord moet toepassen in een zin.

😒🙁😐🙂😃