Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

10 min lezen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

10 min lezen

Slide 1 - Slide

Planning van vandaag

- Herhaling woordsoorten
- Uitleg zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Wat is het olw in deze zin:
Op de markt heb ik een mooi tas gekocht.
A
Op
B
de
C
heb
D
een

Slide 3 - Quiz

Welk woord is een zn in deze zin:
Op de markt heb ik een mooie tas gekocht.
A
de
B
markt, tas
C
ik
D
heb gekocht

Slide 4 - Quiz

Welk woord is een bn in deze zin:
Op de markt heb ik een mooie tas gekocht.
A
Op
B
ik
C
mooie
D
heb gekocht

Slide 5 - Quiz

Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Je leert te herkennen of een werkwoord een zelfstandig werkwoord is of een hulpwerkwoord.

Slide 6 - Slide

Zelfstandig werkwoord
afk= zww

Als je de werkwoorden uit de zin haalt, dan is dit het belangrijkste werkwoord. Vaak staat deze achterin in de zin.

Voorbeeld: Zij hebben fietsen gestolen.

Slide 7 - Slide

Wat is het zww in de volgende zin:
Marcus zwom naar de kant.
A
Marcus
B
zwom
C
naar
D
kant

Slide 8 - Quiz

Wat is het zww in de volgende zin:
Kiki ging varen op zee.
A
ging
B
varen
C
op
D
zee

Slide 9 - Quiz

Hulpwerkwoord
Afk= hww

Vrij simpel: heb je het zww of het kww gevonden? De andere werkwoorden in de zin zijn de hulpwerkwoorden!

Let op: bij zinnen met meer werkwoorden is de persoonsvorm een hww.

Slide 10 - Slide

Wat zijn de hww in de volgende zin:
Hij heeft mij met de troep laten zitten
A
heeft, troep
B
heeft, laten
C
laten, zitten
D
heeft, zitten

Slide 11 - Quiz

Wat is het hww in de volgende zin:
Anna is niet erg geduldig geweest
A
is
B
niet
C
geduldig
D
geweest

Slide 12 - Quiz

Aan de slag

Huiswerk:
Cursus 5 grammatica
§6 zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Opdracht 2, 3 en 6
(Blz. 214, 215)

Slide 13 - Slide