Week 21




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 21

timer
1:30
Je leert:
- voorzetsels (vz) herkennen
- bijwoorden (bw) herkennen

Klaar?
- leesboek
- §14: oefenen voor de toets
Vandaag:
- uitleg voorzetsel (vz)
- uitleg bijwoord (bw)



Je legt klaar:
iPad (e-book)
hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Grammatica §10: 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8
Grammatica §12: 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8
Thema D - Eindproduct Interview
Schrijfschrift -  brief van oudere ik

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 21

timer
1:30
Je leert:
- voorzetsels (vz) herkennen
- bijwoorden (bw) herkennen

Klaar?
- leesboek
- §14: oefenen voor de toets
Vandaag:
- uitleg voorzetsel (vz)
- uitleg bijwoord (bw)



Je legt klaar:
iPad (e-book)
hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Grammatica §10: 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8
Grammatica §12: 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8
Thema D - Eindproduct Interview
Schrijfschrift -  brief van oudere ik

Slide 1 - Slide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               







Elk woord in een zin kan je benoemen.
Er zijn veel verschillende woordsoorten:
zelfstandig naamwoord - lidwoord - bijvoeglijk naamwoord - zelfstandig werkwoord - hulpwerkwoord - persoonlijk voornaamwoord - bezittelijk voornaamwoord - voorzetsel - bijwoord

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

De afkortingen
zn = zelfstandig naamwoord (mens, dier, ding, gevoel, etc)
zn-e = zelfstandig naamwoord eigennaam (Obie, Ronerborg, Pepsi, Drenthe)
lw = lidwoord (de, het, een)
blw = bepaald lidwoord (de, het)
olw = onbepaald lidwoord (een)
bn = bijvoeglijk naamwoord (rode, grote, lieve, grappige)
st.bn = stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (houten, gouden, bakstenen, zijde)
zww = zelfstandig werkwoord (het ww die de zin betekenis geeft; er staat er altijd 1 in de zin)
hww = hulpwerkwoord (het ww die het zww helpt; vaak de persoonsvorm)
pers.vnw = persoonlijk voornaamwoord (mij, ze, hem, haar, ons)
bez.vnw = bezittelijk voornaamwoord (van wie iets is; mijn, zijn, haar, onze)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig werkwoord (zww) &Hulpwerkwoord (hww)                  
Een zelfstandig werkwoord (zww) zegt wat iets of iemand doet (werken, gamen, blaffen) of overkomt (krijgen, struikelen). Het heeft een duidelijke betekenis.

Een hulpwerkwoord (hww) komt voor in elke zin met meer dan één werkwoord. Dat is vaak de persoonsvorm. Ze ‘helpen’ om het gezegde te maken: hebben, kunnen, mogen, moeten, willen, worden, zijn, zullen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig werkwoord (zww) & Hulpwerkwoord (hww)
Bij het tankstation heeft de chauffeur een krant gekocht

In deze zin is gekocht een zelfstandig werkwoord (zww), want dat geeft aan wat iemand doet. Het geeft de zin zijn betekenis.

De persoonsvorm heeft is een hulpwerkwoord (hww). Deze helpt het zelfstandige werkwoord, omdat het woord 'gekocht' niet alleen kan zijn.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig werkwoord (zww) & Hulpwerkwoord (hww)
Zo herken je het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord:

Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord (= de persoonsvorm) staat, is dat ene werkwoord een zelfstandig werkwoord:
- Vanavond eten (zww) we pizza met zalm. -

Als er meer werkwoorden in zo’n zin staan, staat ergens achter in de zin één zelfstandig werkwoord. Alle overige werkwoorden, dus ook de persoonsvorm, zijn hulpwerkwoorden:
- Vanavond kunnen (hww) we pizza met zalm eten (zww). -
- Vanavond zouden (hww) we pizza met zalm kunnen (hww) eten (zww). -

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden?

Slide 7 - Mind map

This item has no instructions

Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) & bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)

Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) duidt een persoon of ding aan: 
ze gaat naar de tandarts - hij is lui - zij zijn een dag weg - deze pen is van mij.

Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: 
met haar moeder -  jouw nieuwe tas - onze vrienden - dit is mijn vulpen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) & bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)

Lieke zegt dat ze altijd met haar moeder naar de tandarts gaat.

In deze zin zijn ze en haar voornaamwoorden. Ze wijzen allebei terug naar Lieke.
ze = persoonlijk voornaamwoord
haar = bezittelijk voornaamwoord

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) & bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)

Slide 10 - Slide

In het schema zie je dat je, haar, ons, jullie en hun zowel persoonlijk als bezittelijk voornaamwoord kunnen zijn. Je kunt de woordsoort bepalen door het woord te vervangen.

Een persoonlijk voornaamwoord kun je vervangen door hij of hem.
– Is deze auto van jullie (pers.vnw )? → Is deze auto van hem?

Een bezittelijk voornaamwoord kun je vervangen door zijn.
– Is dit je (bez.vnw) jas? → Is dit zijn jas?
Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) & bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)

Let op: het woord het is persoonlijk voornaamwoord als het niet bij een zelfstandig naamwoord hoort, dus geen lidwoord is, en wel een duidelijke betekenis heeft:

- Dit verhaal is interessant, dus ik heb het (= dit verhaal) aandachtig gelezen. 
- Het verhaal is interessant, dus ik ben aandachtig gaan gelezen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

1F