Bekijk figuur 3.
a Welk kenmerk van een subductiezone is gemarkeerd met nummer 1? Noem een begrip.
b Figuur 3 toont een aardbevingsgebied. Leg uit waarom de aardbevingen in het oosten van die zone minder zwaar zijn dan die in het westen.
c Leg uit waarom er geen vulkanen zijn in de niet-vulkanische zone, terwijl er ten oosten van deze zone wel vulkanen zijn. Gebruik in je antwoord een oorzaak en een gevolg.