Leesvaardigheid §3 Argumentatiestructuren

Welkom havo 3
- Leg je methodeboek + schrift op tafel a.u.b.
- Je iPad blijft nog even in je tas.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom havo 3
- Leg je methodeboek + schrift op tafel a.u.b.
- Je iPad blijft nog even in je tas.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...kan ik feitelijke en waarderende argumenten herkennen
...argumentatiestructuren herkennen en gebruiken
 

Slide 3 - Slide

Standpunt (mening) en argument
De auteur van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt.   Hij onderbouwt zijn standpunt -> hij legt uit met argumenten waarom hij dit standpunt heeft. 
Zoals je weet zijn er twee soorten argumenten: feitelijke (objectieve) en waarderende (subjectieve). 

Slide 4 - Slide

Signaalwoorden bij standpunt en argumenten
Arceer dergelijke signalen!
Standpunt: Ik vind, Volgens ons, Zij denkt dat, De auteur is van mening dat, Dus, Kortom, Er moet.., We zouden enz. 

Argumenten: Dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, want, de reden hiervoor is enz. Bij een aantal argumenten gebruikt de auteur vaak een opsomming.

Slide 5 - Slide

Argumentatiestructuur: het standpunt en de argumenten samen
Dit kun je weergeven in een blokjesschema. 

Het standpunt komt in het bovenste blokje en de argumenten in de blokjes eronder. 

Slide 6 - Slide

Argumentatie-structuur
  • Standpunt: wat je ervan vindt vb: zijn standpunt is dat er meer politie moet komen. Hij neemt een ander standpunt in / Hij vindt iets anders.
______________________________________________
  • Een argument is een aangevoerd feit dat wordt gebruikt om een stelling te bewijzen of te ontkrachten. Argumenten moeten dus kunnen aantonen waarom een ingenomen standpunt klopt. 

Slide 7 - Slide

Argumentatie-structuur
  • Soms is het lastig om het standpunt en het argument van elkaar te onderscheiden in een tekst.
_____________________________________
  • Want en dus zijn handige hulpmiddelen om het verschil te zien.
Dus / 

Slide 8 - Slide

Enkelvoudig
  • De eenvoudigste vorm van argumentatie. Een standpunt dat onderbouwd wordt door één argument.
_____________________________________
  • Let op: blijf nagaan wat het standpunt is en wat het argument.

Slide 9 - Slide

1

2

3

4

We hebben al heel lang niet geshopt.
Laten we naar de stad gaan.
Het is onaanvaardbaar dat hij een voldoende krijgt.
Hij heeft plagiaat gepleegd.
Iedereen zou per direct moeten stoppen met roken.
Roken is ontzettend slecht voor de gezondheid.
Iedereen zou The Hate U Give moeten lezen.
Je ervaart dan de grote rol die racisme nog in de VS heeft.

Slide 10 - Drag question

Nevenschikkend 
  • De losse argumenten hebben niets met elkaar te maken. Dat kunnen er twee zijn, maar ook meerdere.
________________________________
  • Het is een opsomming van argumenten om het standpunt te onderbouwen.
Het lezen van boeken is ontzettend belangrijk.
Het geeft je de kans avonturen te beleven die je anders nooit zou meemaken.
Door literatuur krijg je meer inlevingsver-mogen.

Slide 11 - Slide

Onderschikkend
  • Je geeft niet alleen een argument, maar je geeft ook nog een uitleg of toelichting waarom dat argument klopt.

Slide 12 - Slide

Onderschikkend
  • Je geeft niet alleen een argument, maar je geeft ook nog een uitleg of toelichting waarom dat argument klopt.
  • Een argument wordt onderbouwd met een subargument.
Het is belangrijk om huiswerk te maken.
Alleen door te oefenen zet je de stap van kennen naar kunnen.
Je brein heeft training nodig om de leerstof te begrijpen.

Slide 13 - Slide

Oefeningen

Slide 14 - Slide

Soorten argumenten
  • Objectieve argumenten: gebaseerd op feiten zoals onderzoeksresultaten of uitspraken die te controleren zijn..

  • Waarderende argumenten: gebaseerd op geloof, mening, gevoel of vermoedens.

Slide 15 - Slide

A Zij heeft ruim voldoende ervaring in het basisonderwijs.

B Deze sollicitante is zeker geschikt voor die functie van hoofdonderwijzer.

C De school wilde het aantal vrouwelijk collega’s vergroten.

D Ruime ervaring is nodig voor deze functie.

E Zij is een vrouw.

F Zij past goed in de samenstelling van het team wat betreft leeftijd.

A
B
C
D
E
F

Slide 16 - Drag question

Jongeren moeten geen vlees eten, want dan doe je mee aan dierenmishandeling.
A
waarderend argument
B
feitelijk argument

Slide 17 - Quiz

Het is goed dat de politie appende fietsers beboet, want er gebeuren te veel ongelukken.
A
Waarderend argument
B
Feitelijk argument

Slide 18 - Quiz

Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen. Hij is immers veruit de beste in de debatten.
A
De eerste zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
B
De tweede zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
C
De eerste zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.
D
De tweede zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.

Slide 19 - Quiz

Wat snap je nog niet?

Slide 20 - Slide

Ik weet welke argumentatieschema's er zijn

Ja
Nee
Een beetje

Slide 21 - Poll

Ik weet wat een feitelijk argument is.

Ja
Nee
Een beetje

Slide 22 - Poll

Methodeboek
Bladzijde 19. Maak opdracht 1.
Doe dit individueel; als iedereen klaar is, kijken we de opdracht klassikaal na. 
Klaar? --> maak opdracht 2. Dit is huiswerk voor morgen.

Slide 23 - Slide