Week 1 Periode 3 (4MB)


Week 1
Periode 3
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


Week 1
Periode 3

Slide 1 - Slide

Planning les 1
0) bekijken PTA periode 3
1) opdr 2 (p.111) klassikaal
2) Uitleg Present Tense (PreSi + PreCo)
3) Oefenen Present Tense
4) Maken opdr 3 (p.112)
HW: Leren studybox p.154 tm 156

Slide 2 - Slide

Klassikaal 
Opdracht 2 (p.111)

Slide 3 - Slide

Present Tense (Tegenwoordige tijd)
Present Simple:
1) Voor feiten, regelmaat, gewoontes

Positief (+) = I/you/we/they + hele werkwoord of he/she/it + werkwoord+(e)s
I work at AH but my sister works at Jumbo.
Ontkennend (-) = I/you/we/they + don't + hele ww of he/she/it + doesn't + hele ww
Tom doesn't own an e-bike and his parents don't own a car.
Vragend (?) = Do + I/you/we/they + hele ww of Does + he/she/it + hele ww
Do you like pizza? Does your brother hate sushi?

Slide 4 - Slide

Present Tense (Tegenwoordige tijd)
Present Continuous:
1) Voor dingen die nu bezig zijn, toekomstige plannen, irritaties

Positief (+) = am/is/are + ing-vorm
Be quiet! The baby is sleeping.
Ontkennend (-) = am not/is not/are not + ing-vorm
My parent's aren't listening to what I am saying.
Vragend (?) = Am/Is/Are + onderwerp + ing-vorm
Are you doing anything interesting tonight?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

 Zelfstandig
1) Maken opdr 3 (p.112)

2) Leren woorden 

Slide 7 - Slide

Homework
Huiswerk volgende les:
1) leren studybox p.154 t/m 156

Slide 8 - Slide

Planning les 2
1) Bespreken strategy p.113

2) Klassikaal maken opdr 4 (p.113-114)
3) Bespreken adjectives & adverbs
4) Oefenen adjectives + Adverbs
5) Maken opdr 6 (p.116)
HW: Leren studybox p.154 tm 156

Slide 9 - Slide

Klassikaal
1) bespreken strategie p.113

2) Maken opdr 4 (p.113-114)

Slide 10 - Slide

Adjectives
1) Zeggen iets over een noun (zelfstandig naamwoord) [Hoe iets is]
2) Worden vaak gebruikt i.c.m. de volgende werkwoorden: look, sound, feel, smell, seem, be
That is a beautiful flower
I am terrible at English
You look great today
Those roses smell sweet

Slide 11 - Slide

Adverbs
1) Zeggen iets over een adjective, andere adverb of verb (werkwoord)
He runs terribly quickly
I quickly ran away
That's a beautifully made bouquet

Spellingsregels:
1) meestal +ly (quick - quickly)
2) -ic krijgt +ally (economic - economically)
3) -ble verandert in -bly (terrible - terribly)
4) uit je hoofd leren: fast-fast, hard-hard, good-well

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Homework
Huiswerk volgende les:
1) leren studybox p.154 t/m 156

Slide 14 - Slide

Planning les 3
1) 5 minuten doornemen woorden (p.154 t/m 156)
2) Maken oefentoets vocab writing 1 (max 10 min)
3) Nabespreken oefentoets
4) Huiswerk afmaken
5) Woorden p.154 t/m 159 leren



Slide 15 - Slide

Oefentoets
Vul de toets zo goed mogelijk in

Wanneer je klaar bent ga je aan de slag voor een ander vak

Wanneer de oefentoets helemaal afgelopen is wissel je
van blaadje met je buurman/vrouw en kijk je van elkaar na
timer
10:00

Slide 16 - Slide

Klassikaal / Zelfstandig
opdr 5 + 7 (p.115+117)

Leren studybox p.154 t/m 156

Slide 17 - Slide

Homework
Huiswerk volgende les:
1) leren studybox p.154 t/m 156

2) Maken opdr 3, 4, 5, 6, 7 (p.112-117)

Woensdag = huiswerkcontrole


Slide 18 - Slide