This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
4.2: vermogen en weerstand
Pak je IPad, werkboek, schrift en etui.
Slide 1 - Slide
Programma van deze les
Terugblik vorige les
Interactieve uitleg (denk je aan het IPad gebruik?)
Zelf aan de slag
Pauze
Bezig met je project!
Slide 2 - Slide
Koppel de juiste naam en de manier waarop je die aansluit, aan de symbolen.
spanningsmeter
stroommeter
Serie
Parallel
Slide 3 - Drag question
Des te meer lampjes je in serie aansluit op een spanningsbron des te branden de lampjes.
Wanneer je lampjes parallel aansluit gaan de lampjes branden.
Om een lampje feller te laten branden moet je batterijen in aansluiten.
...
...
...
feller
even fel
zwakker
serie
parallel
Slide 4 - Drag question
Je ziet vier symbolen voor schakelschema's.
Sleep de naam van het onderdeel onder het juiste symbool.
Spanningsbron
Schakelaar
Draad
Lampje
Slide 5 - Drag question
Voorbeeldopdracht
Teken een schakelschema van deze foto
Slide 6 - Slide
Teken deze serieschakeling
Teken deze parallelschakeling
Slide 7 - Slide
Wat weten we nog van schakelingen?
Slide 8 - Mind map
Vermogen
Wat is vermogen?
Vermogen in huis!
Vermogen van verschillende apparaten!
Vermogen berekenen
Slide 9 - Slide
Nieuw: Vermogen
Hoeveelheid energie die per seconde gebruikt wordt.
Slide 10 - Slide
Grootheid: vermogen
Symbool: P (Power)
Eenheid: Watt (Symbool: W)
Twee manieren om meer energie te leveren:
1. Hogere stroomsterkte (I) (meer elektronen per seconde door het apparaat)
2. Grotere spanning (U) (elektronen krijgen een grotere energie)
P = U x I
Slide 11 - Slide
Formule vermogen
Grootheid
Symbool
Eenheid
Symbool
Vermogen
P
Watt
W
Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampère
A
P=U⋅I
Slide 12 - Slide
Vermogen = Spanning x Stroomsterkte
P = U x I
Voorbeeldopdracht:
Wat is het vermogen van een lamp die op 230 V aangesloten is en waar 2 Ampère door gaat?
Stap 1: gegevens uit de vraag
Stroomsterkte = 2 A
Spanning = 230 V
Vermogen = ?
Stap 3: antwoord berekenen
P = 230 V x 2 A
Dus: P = 460 W
Stap 2: welke formule?
P = U x I
Slide 13 - Slide
Hoe groot is het vermogen?
A
3.6 A
B
50-60 Hz
C
230 V
D
780 W
Slide 14 - Quiz
Op de verpakking van een lampje staat: 12 V / 0,5 A. Bereken het vermogen.
A
24W
B
12W
C
6W
D
60W
Slide 15 - Quiz
Formule omzetten
Wat als je juist de spanning of de stroomsterkte moet berekenen?
De formule P = U x I kun je ook anders schrijven als U of I gevraagd wordt:
De formule voor U is:
Wat is de formule van I?
6=3⋅2
P=U⋅I
U=IP
3=26
Slide 16 - Slide
Bij een spanning van 6 volt en een weerstand van 12 ohm loopt er een stroom van:
A
72 A
B
2 A
C
0,5 A
D
18 A
Slide 17 - Quiz
Wat is de stroomsterkte bij een weerstand van 0,230 ohm en een spanning van 230 V?
A
0,001A A
B
0,1 A
C
10A
D
1000 A
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Video
Grootheid: weerstand
Deze bepaalt hoeveel stroom er door het apparaat loopt.
Symbool = R
Eenheid: Ohm ( Ω ) .
Lage weerstand Hoge weerstand
Slide 20 - Slide
Weerstand van een draad
Slide 21 - Slide
Weerstand berekenen
Weerstand = spanning / stroomsterkte
Eenheid van weerstand is Ω (Ohm)
Met welke formule kun je I berekenen?
Zo kun je ook U bepalen:
R=IU
2=36
U=I⋅R
6=3⋅2
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Weerstand = Spanning gedeeld door stroomsterkte
Voorbeeldopdracht: Bij een proef loopt bij een spanning van 6 V een stroom van 0,5 A door een lamp. Wat is de weerstand van de lamp?
Stap 1: gegevens uit de vraag
Spanning (U) = 6 V
Stroomsterkte (I)= 0,5 A
Weerstand (R) = ?
Stap 3: antwoord berekenen
R = 6 V / 0,5 A
Dus: R = 12 Ω
Stap 2: welke formule?
R = U / I
R=IU
Slide 24 - Slide
Voorbeeld berekening
Oplossing:
U = 6 V
I = 0,5 A
R = ?
R = 12 Ω
R=IU
R=0,56
Slide 25 - Slide
Een weerstand is aangesloten op 10 Volt en neemt een stroom op van 3 ampère. Wat is de waarde van de weerstand?
A
R = 33,33 Ω
B
R = 3.33 Ω
C
R = 0.33 Ω
D
R = 333 Ω
Slide 26 - Quiz
Door een weerstand van 8 Ω gaat een stroom van 4 A. Op welke spanning is de weerstand aangesloten?
A
U = 0,5 V
B
U = 12 V
C
U = 32 V
D
U = 2 V
Slide 27 - Quiz
Zekering (smeltveiligheid)
Een zekering zorgt ervoor dat de stroomkring bij kortsluiting of overbelasting wordt onderbroken.
Slide 28 - Slide
Elektronische zekering
Smeltveiligheid
Slide 29 - Slide
In de smeltveiligheid zit een draadje: de smeltdraad. Alle stroom van de groep gaat door dit draadje. Bij over-belasting of kortsluiting wordt het draadje zo warm dat het smelt. De stroomkring wordt onderbroken. De spanning op de groep is uitgeschakeld.
Slide 30 - Slide
Kortsluiting
Slide 31 - Slide
Overbelasting
Slide 32 - Slide
Op een stopcontact sluit je met een verlengsnoer een tv, broodrooster, wasmachine, stofzuiger en magnetron aan. Welk gevaar kan optreden?
A
kortsluiting
B
overbelasting
C
geen gevaar
Slide 33 - Quiz
Kortsluiting of overbelasting?
A
Overbelasting
B
Kortsluiting
Slide 34 - Quiz
Bij overbelasting worden de draden zo heet dat er brand kan ontstaan.
A
waar
B
niet waar
Slide 35 - Quiz
Bij kortsluiting worden de draden zo heet dat er brand kan ontstaan.
A
waar
B
niet waar
Slide 36 - Quiz
Zelf aan de slag met opdrachten
Opdracht:2 t/m 15 (blz. 15 t/m 18)
Overleg mag, maar alleen fluisterend.
Heb je een vraag? Steek je hand op.
Klaar? Ga verder met Apprentice of oefen met serie- en parallelschakelingen in de simulator van Phet Colorado.