Gebruik verschillende variaties en vormen:
- vakinhoudelijk (meer/ minder, dieper/breder) -tempo (langzamer / sneller) - leerstijl /hulpmiddel (doener, beschouwer, denker, beslisser,
auditief, visueel, kinetisch, etc)
- (met) wie? (individueel, 2-tallen, groepje, klassikaal)
Grijp elke mogelijkheid voor verrijking en differentiatie:
ICT: methodemateriaal, tutorials, lessonup, etc
- préteaching, RT, V-uren, kansklas, flipping classroom etc, (buiten de les)