8 juni gramm spelling woorden hs 5 en 6

lekker lezen

timer

15:00

1 / 41

Slide 1: Slide

NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with text slides and 1 video.

Lesson duration is: 45 min

Items in this lesson

lekker lezen

timer

15:00

Slide 1 - Slide

Boekbespreking

Huiswerk bespreken / oefenen

Hoofdstuk 6 Spelling

Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

BOEKPRESENTATIE

11 juni

15 juni

Slide 4 - Slide

Hoofdstuk 6 spelling, blz 194

Voor vandaag: leren voor de toets: groene blok, blz 194:
Komma, dubbele punt, aanhalingstekens,
directe rede, indirecte rede.

Vragen?

Filmpje!

Slide 5 - Slide

P4t8 Hoofdstuk 5 + Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 5:
woordenschat, grammatica, formuleren en spelling.
Hoofdstuk 6:
woordenschat, grammatica en spelling.

In de toetsweek: ongeveer 18 juni

Slide 6 - Slide

Huiswerk dinsdag 8 juni

Hoofdstuk 6 spelling (blz. 194)

Leren: blz. 194 theorie Maken: opdr. 1, 2 en 3

En ga oefenen voor de toets: je kunt op

Online Nieuw Nederlands bij elk hoofdstuk hoofdstuk extra oefeningen maken.

Toetsstof:

Hoofdstuk 5:
woordenschat, grammatica,
formuleren en spelling.

Hoofdstuk 6:
woordenschat, grammatica en spelling.

Slide 7 - Slide

Startopdracht

a) Nienke zei: "Peter gaat zaterdag mee naar de film."

Wie is hier aan het woord?

Kun je de zin ook anders schrijven?

Slide 8 - Slide

Startopdracht

a) Nienke zei: "Peter gaat zaterdag mee naar de film."

‘Nienke,’ zei Peter, ‘gaat zaterdag mee naar de film.’

– In de eerste zin is Nienke aan het woord en gaat Peter mee naar de film.

– In de tweede zin is Peter aan het woord en gaat Nienke mee naar de film.

Slide 9 - Slide

Startopdracht

De presentatrice van de modeshow droeg zelf niets wat opmerkelijk is.

De presentatrice van de modeshow droeg zelf niets, wat opmerkelijk was.

Wat is het verschil?

Slide 10 - Slide

Startopdracht

De presentatrice van de modeshow droeg zelf niets wat opmerkelijk is.

De presentatrice van de modeshow droeg zelf niets, wat opmerkelijk was.

– In de eerste zin droeg de presentatrice van de modeshow niets opmerkelijks.

– In de tweede zin droeg de presentatrice van de modeshow niets en dat was opmerkelijk.

Slide 11 - Slide

Opdracht 1, 2 en 3

Slide 12 - Slide

Huiswerk vrijdag 11 juni

Hoofdstuk 6 spelling (blz. 196)

Leren: blz. 196 theorie Maken: opdr. 1, 2, 3 en 4

En ga oefenen voor de toets: je kunt op

Online Nieuw Nederlands bij elk hoofdstuk hoofdstuk extra oefeningen maken.

Toetsstof:

Hoofdstuk 5:
woordenschat, grammatica,
formuleren en spelling.

Hoofdstuk 6:
woordenschat, grammatica en spelling.

Slide 13 - Slide

Opdracht 1

1 Helaas – niet

2 toch – gisteren

3 Waarschijnlijk – vanavond

4 dagelijks

5 Waarom – eigenlijk

6 zeker

Slide 14 - Slide

Opdracht 2

1 Hopelijk (bw) – ook (bw) – vuile (bn)

2 Laatst (bw) – heel (bw) – erg (bw) – mooie (bn) – Afrikaanse (bn)

3 hard (bw) – dichtstbijzijnde (bn)

4 vrolijke (bn) – bijzonder (bw) – grappig (bn)

Slide 15 - Slide

Opdracht 3

eigen antwoorden, bijvoorbeeld:

1 Plotseling stak een enorme storm op.

Ik schrok enorm van die harde klap.

2 Tegenover onze school staat een hoog gebouw.

Anne Marthe sprong echt hoog tijdens de gymles!

3 Dit is een precies werkje!

Het ijverige meisje werkt heel precies.

4 Dit vaasje is gelukkig nog heel.

Mijn vader wordt soms heel boos op mijn broertje.

Slide 16 - Slide

Opdracht 4

Dat (aanw.vnw) mandje (zn) van (vz) die (aanw.vnw) luchtballon (zn)

Daar (bw) zijn (hww) we (x) uit (vz) gevlucht (zww)

Niet (bw) dat het zomaar (bw) vallen (zww) kon (hww)

Maar ’t hing (zww) wel (bw) in (vz) de (blw) lucht (zn)

Slide 17 - Slide

Opdracht 1

1. Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind.

2. Naast een hond of kat worden gekko's en leguanen aangeschaft

Slide 18 - Slide

Opdracht 1

3. De zorg voor deze diersoort moet je niet onderschatten.

4. Gekko's kunnen ondersteboven klimmen.

5. Je kunt deze diertjes nauwelijks aaien.

6. Een konijn, hamster of cavia kun je tenminste knuffelen.