Les 2 & Les 3 Anatomie cellen, weefsel en huid DVZ24Y3

Anatomie, Fysiologie en Pathologie 
DVZ24Y3
Les 2 & 3
1 / 50
next
Slide 1: Slide
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 1.5 min

Items in this lesson

Anatomie, Fysiologie en Pathologie 
DVZ24Y3
Les 2 & 3

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Opbouw van de lessen
  • Elke les komt een ander onderwerp over het menselijk lichaam aanbod. 
  • In lesweek 9 vindt er een kennistoets plaats over de besproken onderwerpen 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat houdt anatomie in?

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Wat houdt fysiologie in?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Wat houdt pathologie in?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Anatomie - Fysiologie - Pathologie
Anatomie: leer van de lichaamsbouw. Uit welke onderdelen bestaat het lichaam?                                               OPBOUW en VORM
Fysiologie: leer van de lichaamsfuncties. Hoe werkt het lichaam in gezonde toestand?                                        WERKING en FUNCTIE
Pathologie: ziekteleer. Hoe ontstaan en verlopen ziektes in ons lichaam?                                                                                              ZIEKTES

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Anatomie cellen, weefsel en huid

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Het lichaam van klein naar groot 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Een groep cellen vormt samen een........
A
Weefsel
B
Orgaan
C
Orgaanstelsel
D
Organisme

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

De cellen
Cellen zijn de kleinste levende eenheden
Verschillende vormen en functies.

Iedere cel heeft :
Celwand, celmembraan
Celvloeistof =cytoplasma (uitvoeren van de processen)
 en de celkern, regelt de processen.


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

De cel: 
  • De vorm verschilt
  • Is actief en regelt veel processen:
    - de cel voorzien van energie
    - nieuwe eiwitten
    - enzymen
    - hormonen maken
    - de celdeling
  • Voor deze processen heeft de cel organellen.  



Slide 15 - Slide

Een cel
De cel is de kleinste levende eenheid. De buitenkant van de cel is de celmembraan.
In een cel ligt een celkern. Die celkern bevat chromosomen. Dat zijn lange ketens DNA (erfelijk materiaal).

De mens heeft 46 chromosomen in 23 chromosomenparen. Nummer 45 en 46 zijn de geslachtschromosomen. Mannen hebben als geslachtschromosomen een X- en een Y-chromosoom. Vrouwen hebben twee X-chromosomen.

De vorm van cellen verschilt. De vorm is afgestemd op de functie van de cel. De functie van een spiercel is bewegen door samen te trekken. Een spiercel kan bijvoorbeeld erg lang zijn. Een zenuwcel dient om prikkels door te geven. Dat gebeurt via een lange uitloper van een zenuwcel.

Activiteiten van een cel
Een cel is actief. Hij voert allerlei taken uit, zoals verbranding, afbraak en productie van stoffen. In de meeste weefsels worden doorlopend oude cellen afgebroken en nieuwe cellen aangemaakt door celdeling. Het DNA in de celkern regelt al deze processen, zowel de productie en afbraak van stoffen als de celdeling.
Organellen 
  • Voor deze processen heeft de cel organellen. Het lichaam is opgebouwd uit honderden miljarden cellen. 
  • Dankzij de samenwerking tussen alle cellen kunnen we functioneren. In elke cel bevinden zich dezelfde onderdelen. Dit noemen we organellen.
  • De cel is te vergelijken met een fabriek. Zoals in een fabriek elke machine zijn eigen taak heeft, heeft de cel onderdelen die elk hun eigen taak hebben, de organellen. 



Slide 16 - Slide

Een cel
De cel is de kleinste levende eenheid. De buitenkant van de cel is de celmembraan.
In een cel ligt een celkern. Die celkern bevat chromosomen. Dat zijn lange ketens DNA (erfelijk materiaal).

De mens heeft 46 chromosomen in 23 chromosomenparen. Nummer 45 en 46 zijn de geslachtschromosomen. Mannen hebben als geslachtschromosomen een X- en een Y-chromosoom. Vrouwen hebben twee X-chromosomen.

De vorm van cellen verschilt. De vorm is afgestemd op de functie van de cel. De functie van een spiercel is bewegen door samen te trekken. Een spiercel kan bijvoorbeeld erg lang zijn. Een zenuwcel dient om prikkels door te geven. Dat gebeurt via een lange uitloper van een zenuwcel.

Activiteiten van een cel
Een cel is actief. Hij voert allerlei taken uit, zoals verbranding, afbraak en productie van stoffen. In de meeste weefsels worden doorlopend oude cellen afgebroken en nieuwe cellen aangemaakt door celdeling. Het DNA in de celkern regelt al deze processen, zowel de productie en afbraak van stoffen als de celdeling.
Processen zijn
Cel voorzien van nieuwe energie
Nieuwe eiwitten,enzymen en hormonen
De afvalstoffen die vrijkomen verwerken
De celdeling
De organellen voeren deze processen uit


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Celdeling
Mitose: de chromosomen worden een op een gekopieerd.
Elke dag maak je nieuwe cellen.
Nodig voor:
- groei
- oude cellen vervangen (oud of verloren)
- zenuwcellen en spiercellen delen na de geboorte niet meer, beschadiging genezen daardoor niet of slecht

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Celmembraan
Vormt de grens tussen de celvloeistof en de lichaamsvloeistof
Functies:
  • Membraan, hierdoor gaan voedingsstoffen in de cel en afvalstoffen uit de cel.
  •  Tegenhouden van ongewenste stoffen .
  • Dat het eigen afweersysteem de cel niet aanvalt

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Celkern
23 paar chromosomen= 46 chromosomen
Opgerolde DNA draden
DNA bevat de erfelijke eigenschap
Ieder stukje DNA heet een gen
Op 1 chromosoom bevinden zich duizenden genen

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Maak duo's en geef van ten minste 4 organellen de naam en functie

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen mitose en meiose?

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

 
Mitose: celdeling van gewone lichaamscellen
chromosomen (46)verdubbelen ,DNA draden zichtbaar
Kernwand is opgelost
Chromosomen liggen in het midden van de cel
Worden uit elkaar getrokken
De wand tussen de 2 cellen sluit zich weer



Meiose: celdeling van geslachtscellen, reductiedeling.
Van 22 paar +XX naar 22+X
Zaadcel en eicel (smelten samen), DNA is weer verdubbeld.
44 en 2 geslachtschromosomen XX of XY

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Ontstaan kankercellen
Tijdens celdeling (zowel mitose als meiose) zijn de chromosomen kwetsbaar. Als dan een gevaarlijke stof (bijv. teer uit nicotine of radioactieve straling) op de cel inwerkt ontstaat een beschadiging van de chromosomen en kunnen kankercellen ontstaan.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Welke antwoorden zijn juist?
A
Bij Syndroom van Down zijn 47 chromosomen
B
Geslachtshormoon man heeft een X en een Y
C
Bij Syndroom van Down zijn 45 chromosomen
D
Geslachtshormoon man heeft een X en een X

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Benoem de verschillende soorten weefsel

Slide 27 - Mind map

Bouw en functie
Er zijn verschillende soorten cellen
elk met eigen bouw en functie
Cellen zijn de kleinste bouwstenen van ons lichaam
Soorten cellen:
- Dekcellen - Botcellen - Kraakbeencellen - Zenuwcellen - Bindweefselcellen - Vetcellen -
 Spiercellen

Dekcellen zijn cellen die een regelmatige vorm hebben en goed op elkaar aansluiten, zodat ze een goede afsluitende beschermlaag vormen. Ze komen voor in de huid, het maag-darmsysteem en de luchtwegen, waar ze het lichaam beschermen tegen uitdroging, beschadiging en infecties

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Vier weefsels
Epitheelweefsel (dekweefsel): Bedekkend weefsel dat organen omgeeft.
Bindweefsel: Bevat cellen en matrix met grondsubstantie en eiwitten.
Spierweefsel: Verantwoordelijk voor beweging.
Zenuwweefsel: Bestaat uit zenuwcellen en ondersteunende cellen.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Weefsels
Groep cellen met dezelfde bouw en functie.
Dekweefsel en klierweefsel (epitheel)
Bindweefsel en steunweefsel 
Spierweefsel
Zenuwweefsel
Botweefsel
Kraakbeenweefsel


Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Problemen met weefsels
Dekweefsel: huid met wonden en decubitus
Bind- en steunweefsel: in gewrichten, ontstekingen in gewrichten, slijtage in gewrichten
Spierweefsel: mobiliteitsproblemen, pijn, spierscheuringen, hartfalen.
Zenuwweefsel: elektrische prikkels, ALS, MS, fantoompijn.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Groepen  weefsel 
Cellen van dezelfde soort vormen weefsels!
  1. Dekweefsel (huid, slijmvlies, klierweefsel)
  2. Steunweefsel (bot-, kraakbeen-, vet- en bindweefsel; bloed)
  3. Spierweefsel
  4. Zenuwweefsel

Slide 32 - Slide

Bouw van een weefsel
Soms liggen de cellen tegen elkaar met een kleine tussenruimte met weefselvocht. In bindweefsel, bot en kraakbeen is veel tussenruimte. Die is gevuld met tussenstof. Deze tussenstof bevat vezels zoals collageen en elastische vezels.
Vier groepen weefsels

Kenmerkend van dekweefsel (epitheel) is dat cellen een sluitende (dekkende) laag vormen. Steunweefsel verbindt weefsels onderling. Spierweefsel kan zich verkorten. Dat gebeurt door verkorting van bundels van spiereiwitten (fibrillen) in de spiercellen. Zenuwcellen dienen om elektrische prikkels over te brengen. Dat kan heel snel via de uitlopers van deze zenuwcellen.

Kenmerkend van dekweefsel (epitheel) is dat cellen een sluitende (dekkende) laag vormen. Steunweefsel verbindt weefsels onderling. Spierweefsel kan zich verkorten. Dat gebeurt door verkorting van bundels van spiereiwitten (fibrillen) in de spiercellen. Zenuwcellen dienen om elektrische prikkels over te brengen. Dat kan heel snel via de uitlopers van deze zenuwcellen.
1

Slide 33 - Video

This item has no instructions

01:12
Beantwoord de vraag?

Slide 34 - Mind map

This item has no instructions

Spierweefsel 
  • In een spiercel liggen bundels van vezels (fibrillen) die zich kunnen verkorten.
  • Skeletspiercellen hebben dwarse strepen.
  • Je kunt ze bewust aanspannen (willekeurige spieren). 
  • Spiercellen van de darm, bronchiën, bloedvaten en de blaas hebben geen dwarse strepen (gladde of onwillekeurige spieren).
  • Spiercellen kunnen niet delen. 

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Dekweefsel 

  • Dekweefsel vormt een afdekkende laag (epitheel). 
  • Dekweefsel bevindt zich aan het oppervlak van het lichaam (huid). 
  • Er is ook dekweefsel aan de binnenkant van ‘buizen’ (plasbuis, luchtpijp, darm) en holtes (blaas). 
  • Dit dekweefsel aan de binnenzijde is slijmvlies (epitheel met kliercellen).


Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Steunweefsel 
  • Bindweefsel is een steunweefsel. 
  • Bindweefsel is op sommige plekken soepel (losmazig), zoals in de oogleden. 
  • Op andere plaatsen is bindweefsel strak en stug, zoals in pezen. 
  • Het collageen ligt daar in dikke, stugge bundels bij elkaar. Dat maakt pezen sterk.
  • Bindweefsel met veel elastische vezels komt voor in de wand van bloedvaten.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Zenuwweefsel 

  • Zenuwweefsel bestaat uit zenuwcellen (neuronen). 
  • De cellen hebben meestal één lange uitloper en een of meer korte uitlopers.
  • Daarmee brengen ze boodschappen over van het ene neuron naar het andere neuron of naar een spiercel. 
  • Zenuwcellen kunnen niet delen. 

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Organen
  • Verschillende weefsels samen vormen organen (werktuigen van het lichaam)
  • Elk orgaan heeft zijn eigen functie
  • Organen die samen een bepaalde taak hebben noemen we een orgaanstelsel

Slide 39 - Slide

Organen Verschillende weefsels samen vormen organen (werktuigen van het lichaam) Elk orgaan heeft zijn eigen functie Organen die samen een bepaalde taak hebben noemen we een orgaanstelsel
Benoem de verschillende orgaanstelsels

Slide 40 - Mind map

denk ook aan voortplanting stelsel en botstelsel 
Welke cel kan NIET delen?
A
Bindweefselcel
B
Kliercel
C
Zenuwcellen
D
Ze kunnen allemaal delen

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

opdracht:

1. Aan welke ziektebeelden denk jij  n.a.v. deze les?

2. Maak duo's en omschrijf n.a.v. de les wat de de huid is en wat de functies hiervan zijn.

3. Spiercellen kunnen niet delen. Toch kun je herstellen van een spierscheurtje. Verklaar hoe dat scheurtje geneest. 


 
Klassikale nabespreking 

Slide 42 - Slide

De huid is een orgaan. De huid bestaat uit dekweefsel, bindweefsel en vetweefsel. De verschillende weefsels in de huid zorgen samen dat de huid zijn functies kan uitvoeren. De opperhuid bestaat uit dekweefsel (epitheel). Daarin monden de gangen van zweet- en talgklieren uit. Die bestaan ook uit epitheel. De lederhuid bestaat uit
 bindweefsel en bevat verschillende huidstructuren. In het onderhuids bindweefsel ligt bindweefsel en vetweefsel.

3. Spiercellen kunnen niet delen. Het dode spierweefsel wordt opgeruimd. Op de lege plaats groeit bindweefsel (littekenweefsel). 
Hoeveel cellen heeft een volwassen mens?
A
10-20 miljoen
B
30-40 biljoen
C
100 -150 miljoen
D
1-10 biljoen

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Orgaanstelsel
“Organen en structuren die gezamenlijk aan een bepaalde verrichting werken, noemt men een orgaanstelsel.”

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

orgaanstelsels?

Slide 45 - Mind map

This item has no instructions

Voorbeeld van een orgaanstelsel

Slide 46 - Mind map

This item has no instructions

Orgaanstelsels zijn:
  • Het bewegingsstelsel
  • Het circulatiestelsel
  • Het spijsverteringsstelsel
  • Het ademhalingsstelsel
  • Het uitscheidingsstelsel
  • Het hormoonstelsel
  • Het zenuwstelsel
  • de huid
  • zintuigen en voortplantingsstelsel 


Slide 47 - Slide

This item has no instructions

* CELLEN
* WEEFSELS
* ORGANEN
*ORGAANSTELSELS

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Vragen
Tips en Tops ?

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten en huiswerk 

Ter voorbereiding voor na de vakantie: 2.1 D, E, F​ staat op de planning

Slide 50 - Slide

This item has no instructions