Maandag 19 oktober klassen 3.2

Lesdoel
Tijdens deze les behandelen we: 

- Tekstverbanden
- Signaalwoorden
- Samenhang


1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesdoel
Tijdens deze les behandelen we: 

- Tekstverbanden
- Signaalwoorden
- Samenhang


Slide 1 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Een tekst is opgebouwd in zinnen en alinea's.

Samenhang in de tekst is van belang om de tekst te begrijpen.
Hoe?
- Signaalzinnen/signaalwoorden

Slide 2 - Slide

SIGNAALWOORDEN
Tekstdelen hebben met elkaar te maken OF ze verwijzen naar iets wat al is genoemd in de tekst.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

signaalwoorden

Slide 5 - Slide

Ik moet de bloemen EN planten water geven
A
Voorwaarde
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
Tegenstelling

Slide 6 - Quiz

Vandaag schijnt de zon, MAAR morgen gaat het regenen.
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Tegenstelling
D
Oorzaak-gevolg

Slide 7 - Quiz

Je mag naar je vriendin, MITS je de afwas hebt gedaan.
A
Voorwaarde
B
Oorzaak-gevolg
C
Volgorde van tijd
D
Opsomming

Slide 8 - Quiz

Mijn band is lek, DAAROM ben ik nu te laat.
A
Opsommming
B
Oorzaak-gevolg
C
Tegenstellilng
D
Voorwaarde

Slide 9 - Quiz

Wij doen altijd leuke dingen, ZOALS tekenen en dansen.
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Volgorde van tijd
D
Voorwaarde

Slide 10 - Quiz

EERST ga ik naar oma, DAARNA kom ik naar huis.
A
Volgorde van tijd
B
Voorwaarde
C
Opsomming
D
Tegenstelling

Slide 11 - Quiz

Aan de slag!
  • Lezen/leren p. 14 t/m 22, lezen 1.4 p. 22 en 1.9 p. 37
  • Maken: van Lezen opdr. 8 blz. 20.
  • Meer oefenen mag: opdr. 3 t/m 7 van p. 10 e.v.
  • Online: Taalverzorging 3F - ww.spelling t.t.

Slide 12 - Slide

Drogreden
Een drogreden is een vals argument. Veel vorkomende drogredenen zijn:
  • een cirkelredenering
  • generalisatie
  • misbruik van autoriteit
  • aanval op de persoon
  • beroep doen op de meerderheid

Uitleg blz. 18 boek

Slide 13 - Slide

Verschil onderwerp en hoofdgedachte
Een onderwerp is meestal een zinsdeel.
De hoofdgedachte is wat er over het onderwerp wordt gezegd in één zin.
Voorbeeld:
Onderwerp: snipperdagen voor studenten
Hoofdgedachte: Snipperdagen voor studenten zijn goed, omdat dezel voordelen opleveren.

Slide 14 - Slide