L7 Woordsoorten

1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

opwarmer
p. 77 - oefening 6 (tussenstop 1)

Slide 2 - Slide

werkwoord

Slide 3 - Mind map

zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Mind map

bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Slide

Wat weet je nog?
p. 86 - oefening 1
snelle werker: oefening 2
timer
3:00

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Quiz: oefening 3
timer
3:00

Slide 9 - Slide

Heb jij de gevraagde documenten meegenomen?
A
werkwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijwoord

Slide 10 - Quiz

Wie heeft alle koekjes opgegeten?
A
voegwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
werkwoord

Slide 11 - Quiz

Wanneer zul je het nu eindelijk leren?
A
koppelwerkwoord
B
infinitief
C
hulpwerkwoord
D
onvoltooid deelwoord

Slide 12 - Quiz

De laatste doet de deur dicht!
A
hoofdtelwoord
B
bijvoeglijk voornaamwoord
C
bijwoord
D
rangtelwoord

Slide 13 - Quiz

Word jij ook ongelukkig van regen?
A
koppelwerkwoord
B
infinitief
C
hulpwerkwoord
D
voltooid deelwoord

Slide 14 - Quiz

Dat lijkt me geen strak plan...
A
voorzetsel
B
zelfstandig voornaamwoord
C
voegwoord
D
bijwoord

Slide 15 - Quiz

De jongen struikelde over zijn eigen voeten.
A
lidwoord
B
telwoord
C
bijwoord
D
voorzetsel

Slide 16 - Quiz

Hij liep weg, vluchtend voor de regen.
A
werkwoord
B
infinitief
C
voorzetsel
D
zelfstandig naamwoord

Slide 17 - Quiz

Ik moest kloppen want de bel doet het niet.
A
werkwoord
B
bijwoord
C
voorzetsel
D
zelfstandig naamwoord

Slide 18 - Quiz

Zag jij de jongen die dat brood stal?
A
werkwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
zelfstandig naamwoord

Slide 19 - Quiz

Welke score behaalde jij?
0 - 4 correcte antwoorden
5-7 correcte antwoorden
8-10 correcte antwoorden

Slide 20 - Poll

zelfstandig naamwoord
= benoemt personen, zaken, begrippen ..

! je kunt er een lidwoord voor zetten
! je kan er een meervoud van maken
! je kan er een verkleinwoord van maken

de stoel - de stoelen - stoeltje

Slide 21 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
= geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord

! je kan het vervoegen door -e toe te voegen

een lief meisje, de zachte stof, het mooie huis

Slide 22 - Slide

werkwoord
= geeft een handeling of toestand aan

! je kan het vervoegen
ik chat, jij chat, wij chatten

Slide 23 - Slide

lidwoord
= staat altijd voor een zelfstandig naamwoord

bepaald lidwoord: de, het
onbepaald lidwoord: een

Slide 24 - Slide

bijwoord
= geeft meer informatie over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een hele zin

! je kan een bijwoord niet vervoegen
je beweegt houterig
het is een erg leuke les
je praat heel grappig

Slide 25 - Slide

telwoord
= geeft een aantal of volgorde weer

twee, zeven, honderd  = hoofdtelwoord
tweede, tiende, laatste = rangtelwoord


Slide 26 - Slide

voegwoord
= verbindt zinnen en zinsdelen met elkaar, drukt een bepaald verband uit

en, maar, omdat, als, wanneer, hoewel, terwijl

Slide 27 - Slide

voorzetsel
= drukt de relatie uit tussen de woordgroep waar het voorzetsel deel van uitmaakt en een ander element in de zin

in, aan, van, door, tussen, uit, op, boven, over, mee, voor

tip: kast-woordjes

Slide 28 - Slide

voornaamwoord
= verwijst naar iets of iemand
acht soorten

tip: vervangen door een zelfstandig naamwoord

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Les 7 woordsoorten:
hier heb ik nog een vraag over...

Slide 31 - Open question

even herhalen

Slide 32 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
= geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord

! je kan het vervoegen door -e toe te voegen

een lief meisje, de zachte stof, het mooie huis

Slide 33 - Slide

bijwoord
= geeft meer informatie over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een hele zin

! je kan een bijwoord niet vervoegen
je beweegt houterig
het is een erg leuke les
je praat heel grappig

Slide 34 - Slide

voornaamwoord
= verwijst naar iets of iemand
acht soorten

tip: vervangen door een zelfstandig naamwoord

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Die snelle pass had de keeper niet verwacht.
>> snelle
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 37 - Quiz

Snel liep hij weg.
>> snel
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 38 - Quiz

De toets maken kan veel sneller.
>> sneller
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 39 - Quiz

Die snelle pass had de keeper niet verwacht.
>> die
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 40 - Quiz

De keeper die zijn evenwicht verloor, kon de bal niet vangen.
>> die
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 41 - Quiz

Rode Duivels winnen vanavond!
Uiteraard!!
Haha, nee hoor.

Slide 42 - Poll

Uitbreidingsoefening: Google Classroom


  • Schrijf een recensie >> p. 93 als voorbeeld
  • 7 bijvoeglijke naamwoorden = onderlijnen
  • 3 bijwoorden = markeren

    deadline: einde les

Slide 43 - Slide

teksttype
tekstdoel
tekstsoort
recensie
persuasieve tekst
overtuigen

Slide 44 - Drag question

Extra oefenen

Diddit >> Les 7 >> woordsoorten

Slide 45 - Slide