This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
B1: Voedsel
Th4: Voeding en vertering
Slide 1 - Slide
Als stoffen worden omgezet in andere stoffen= reactie (scheikundig)
Enzymen --> reacties versnellen
Slide 2 - Slide
Enzymen
Enzymactiveit: de snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt
de temperatuur beïnvloed de enzymactiviteit volgens een optimumkromme
de zuurgraad beïnvloed de enzymaciviteit
Slide 3 - Slide
Hoe werken enzymen?
1. Het enzym bindt aan een voedingsstof
2. Het enzym knipt het voedingsstof in 2en
3. Het enzym laat los
Slide 4 - Slide
Enzymen
Slide 5 - Slide
Enzymactiviteit
De enzymactiviteit is de snelheid
waarmee de enzymen werken.
Dit is afhankelijk van
- temperatuur
- zuurgraad
Hierbij hoort een optimumkromme met een minimum, een maximum en een optimum
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Enzymen kunnen
A
knippen OF plakken
B
knippen EN plakken
C
knippen EN DAN plakken
D
ALLEEN knippen
Slide 8 - Quiz
Wat doen enzymen?
A
Enzymen verbranden voedingsstoffen
B
Enzymen maken voedingsstoffen kleiner
C
Enzymen bevatten verteringssappen
D
Enzymen nemen voedingstoffen op in het bloed
Slide 9 - Quiz
Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.
Slide 10 - Quiz
Iemand maakt een schema van de werking van enzymen (zie de afbeelding). Hierbij geldt: E = enzym en V = voedingsstof waarop het enzym inwerkt. Kan dit schema de enzym- werking juist weergeven?
A
Ja
B
Nee
C
Geen idee
D
Oeps, moet nog gaan leren
Slide 11 - Quiz
Enzymen kunnen maar één keer gebruikt worden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
In de afbeelding is het verband tussen de temperatuur en de activiteit van een bepaald enzym in een diagram weergegeven. Bij welke temperaturen is dit enzym tijdelijk onwerkzaam?
A
Alleen bij temperaturen onder de 10 graden.
B
Alleen bij temperaturen onder de 35 graden.
C
Alleen bij temperaturen boven de 50 graden.
D
Zowel onder de 10 als boven de 50 graden.
Slide 13 - Quiz
In de afbeelding is het verband tussen de temperatuur en de activiteit van een bepaald enzym in een diagram weergegeven. Bij welke temperaturen is dit enzym voorgoed onwerkzaam?
A
Alleen bij temperaturen onder de 10 graden.
B
Alleen bij temperaturen onder de 35 graden.
C
Alleen bij temperaturen boven de 50 graden.
D
Zowel onder de 10 als boven de 50 graden.
Slide 14 - Quiz
In de afbeelding is het verband tussen de zuurgraad en de activiteit van een bepaald enzym in een diagram weergegeven.
Wat is de optimum-pH voor dit enzym?
A
Een pH van 0
B
Een pH van 2
C
Een pH van 3,5
D
Dat kan je niet aflezen uit de grafiek.
Slide 15 - Quiz
Wat is waar over enzymen?
A
Enzymen zijn niet afhankelijk van de zuurgraad
B
Enzymen zijn afhankelijk van de temperatuur
C
Enzymen zijn niet specifiek
D
Enzymen moet je eten
Slide 16 - Quiz
Wat is conserveren?
A
Omstandigheden ongunstig maken voor schimmels en bacteriën
B
Het vermeerderen van schimmels en bacteriën
C
Voedsel opeten
D
Omstandigheden gunstig maken voor schimmels en bacteriën
Slide 17 - Quiz
Waarom kan ik deze worst buiten de koelkast bewaren?