This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
H12: Gezondheid
12.1 Voorkomen is beter dan genezen
12.2 Eigen afweer en antibiotica
12.3 Specifieke afweer
Slide 1 - Slide
Je leert hoe de niet-specifieke afweer werkt.
Je leert hoe de specifieke afweer werkt.
Je leert over de werking van een vaccin.
Je leert hoe een virus zich kan muteren en wat voor invloed dit heeft op een vaccin.
Hoofdvraag: Hoe blijf je gezond?
Slide 2 - Slide
12.1 en 12.2
Er zijn verschillende factoren die van invloed zijn op je gezondheid, zoals hygiëne en lichamelijke- psychische- en erfelijke factoren.
Slide 3 - Slide
12.1 en 12.2
Hygiëne: hygiëne zijn de dingen die je doet om ziekteverwekkers uit de buurt te blijven. Met goede hygiëne voorkom je dat ziektekiemen zich verspreiden.
Erfelijke factoren: afwijkende informatie in een allel dat gezondheidsproblemen kan veroorzaken. Hier heb je geen invloed op.
Slide 4 - Slide
Immuniteit > de afweermechanismen van het lichaam met als functie het beschermen tegen ziekteverwekkers en het bestrijden van infecties
1e barrière: Huid en slijmvliezen
2e barrière: Fagocytose en cel perforatie
3e barrière: Specifieke afweer (12.3)
Het immuunsysteem kan verdeeld worden in twee categorieën: de niet-specifieke afweer en de specifieke afweer, deze kan weer onderverdeeld worden in drie barrières.
{
niet-specifieke afweer
12.1 en 12.2
Slide 5 - Slide
12.1 en 12.2
niet-specifieke afweer:
1e barrière: Huid en slijmvliezen
2e barrière: Fagocytose en cel perforatie
Slide 6 - Slide
12.1 en 12.2
1e barrière: Huid en slijmvliezen
De huid is de allereerste fysieke barrière tegen ziekteverwekkers en heeft dus een grote beschermende rol.
Er komen dagelijks een hele hoop ziekteverwekkers op je af. Om dit te weerstaan kent de huid een aantal 'trucs'. Om dit te begrijpen is het handig om de structuur van de huid te kennen.
Slide 7 - Slide
12.1 en 12.2
1e barrière: Huid en slijmvliezen
De huid bestaat uit drie hoofdlagen:
- opperhuid
- lederhuid
- onderhuids bindweefsel
Slide 8 - Slide
12.1 en 12.2
1e barrière: Huid en slijmvliezen
Opperhuid: blijft zichzelf vernieuwen en beschermt de onderliggende lederhuid en het onderhuids bindweefsel.
Lederhuid: bestaat uit bindweefsel en bevat ook aftakkingen van bloedvaten, zenuwen, talgklieren, lymfevaten, zweetklieren en haarfollikels.
Onderhuids bindweefsel: diepste huidlaag en bestaat voornamelijk uit vet en grotere bloedvaten.
Slide 9 - Slide
12.1 en 12.2
1e barrière: Huid en slijmvliezen
Maar hoe beschermd de huid dan tegen ziekteverwekkers?
Slide 10 - Slide
12.1 en 12.2
1e barrière: Huid en slijmvliezen
Op je huid zijn veel goede bacteriën aanwezig, die verhinderen dat ziekteverwekkers zich kunnen binden aan de huid. De huid scheidt ook antimicrobiële peptiden uit. Dit zijn stoffen die de ziekteverwekkers proberen onschadelijk te maken. In de opperhuid en de lederhuid bevinden zich ook immuuncellen om direct de ziekteverwekkers te bestrijden, die het lukt om langs de eerste sublagen van de opperhuid te dringen.
Dat zit als volgt!
Slide 11 - Slide
12.1 en 12.2
1e barrière: Huid en slijmvliezen
Voor de ogen, luchtwegen, mond, maag, darmen en vagina heeft het lichaam andere afweermechanismen:
Ogen > traanvocht spoelt vuil weg, enzymen breken bacteriën af
Luchtwegen, maag, darmen, vagina > hebben slijmvliezen; houden ziekteverwekkers tegen
Mond > trilharen in de luchtpijp duwen slijm met stof en ziekteverwekkers naar de keelholte, je slikt het door en het zure maagsap doodt de meeste bacteriën.
Slide 12 - Slide
12.1 en 12.2
2e barrière: Fagocytose en cel perforatie
Ziekteverwekkers die toch door de huid of slijmvliezen dringen worden afgebroken door fagocytose. Bij cel perforatie wordt er door een killercel een gaatje gemaakt in een getroffen cel waardoor deze cel leeg loopt en dood gaat.
Slide 13 - Slide
12.3
3e barrière: Specifieke afweer
De definitie van de specifieke afweer is dat de afweer gericht is tegen één type ziekteverwekker; zoals lichaamsvreemde cellen/stoffen, bacteriën en virussen.
Slide 14 - Slide
12.3
3e barrière: Specifieke afweer
Specifieke afweer is mogelijk door antigenen. Dit zijn eiwitdeeltjes die aan de buitenkant van cellen vast zitten, ze zitten aan zowel lichaamseigen als lichaamsvreemde cellen. Wanneer lymfocyten (speciale witte bloedcellen) lichaamsvreemde cellen, vaak ziekteverwekkers, herkennen maken ze deze de ziekteverwekkers onschadelijk.
Slide 15 - Slide
12.3
3e barrière: Specifieke afweer
Lymfocyten kunnen antistoffen aanmaken. Antistoffen zijn deeltjes die zich hechten aan antigenen. Wanneer de antistoffen zich aan de antigenen hechten worden de antigenen onschadelijk gemaakt. Dit kan even duren waardoor je vaak nog een paar dagen ziek bent. Antistoffen zijn altijd specifiek en passen maar op één type antigeen.
Slide 16 - Slide
12.3
3e barrière: Specifieke afweer
Na een besmetting door een ziekteverwekker maken bepaalde lymfocytenantistoffen. Lymfocyten reageren op alle lichaamsvreemde antigenen in je lichaam.
Wanneer de fagocyten (12.2) het niet aankunnen schakelt je lichaam de lymfocyten in. De lymfocyten kunnen in tegenstelling tot fagocyten wel onderscheidt maken tussen al de verschillende ziekteverwekkers.
Slide 17 - Slide
12.3
3e barrière: Specifieke afweer
Er zijn twee soorten lymfocyten, de B-lymfocyten (B-cellen) en de T-lymfocyten (T-cellen). De T-cellen zijn ook weer opgedeeld in twee groepen: de T-helpercellen (Th-cellen) en de cytotoxische T-cellen (Tc-cellen).
Slide 18 - Slide
lymfocyten
B-cellen
T-cellen
______
Th-cellen
Tc-cellen
______
______
______
Slide 19 - Slide
12.3
3e barrière: Specifieke afweer
T-lymfocyten zijn betrokken bij de cellulaire immuunrespons: gericht tegen binnen de cel aanwezige micro-organismen en tumorcellen.
B-lymfocyten zijn betrokken bij de humorale immuunrespons: gericht tegen buiten de cel aanwezige micro-organismen.
Hun functie is het herkennen van niet-lichaamseigen antigenen.
Slide 20 - Slide
12.3
3e barrière: Specifieke afweer
Wanneer dit proces heeft plaats gevonden en je genezen bent, stoppen de lymfocyten met antistoffen aanmaken. De antistoffen zijn na ongeveer zes weken afgebroken. De lymfocyten verdwijnen op een aantal geheugencellen na, deze blijven achter in de lymfeknopen. Wanneer je opnieuw besmet wordt door dezelfde ziekteverwekker vormen de B- en T-cellen grote hoeveelheden antistoffen en is de ziekte verwekker snel uitgeschakeld; je bent immuun.
Slide 21 - Slide
Het coronavirus
Nu je weet hoe het immuunsysteem werkt, kan je dit koppelen aan het coronavirus.
Slide 22 - Slide
Het coronavirus
Eigenlijk geldt het zelfde verhaal voor het corona virus; het virus dringt je lichaam binnen > je lymfocyten herkennen lichaamsvreemde cellen via je antigenen en maken specifieke antistoffen aan om deze lichaamsvreemde cellen af te breken.
Slide 23 - Slide
Het coronavirus
Vaccinaties bestaan o.a. uit onderdeeltjes van bacteriën, virussen et cetera. Ze kunnen de ziekte niet veroorzaken maar bevatten onderdelen waarop het lichaam reageert en antistoffen gaat aanmaken. Wanneer je in de toekomst in aanraking komt met het virus kerkend je lichaam de antigenen en maakt antistoffen aan. Je wordt dan niet of minder ziek.
De werking van vaccinaties
Slide 24 - Slide
Het coronavirus
Je kan dus nog altijd besmet raken met het coronavirus ondanks dat je gevaccineerd bent, je wordt alleen niet of minder ziek.
Soms is één vaccinatie genoeg en soms neemt het aantal antistoffen af waardoor je je opnieuw moet laten vaccineren.
Slide 25 - Slide
Het coronavirus
Tijdens de celdeling van een virus kunnen er foutjes worden gemaakt, deze fouten noem je mutaties. Dan is de kopie niet identiek aan het origineel. Mutaties zijn vaak effectiever wat in het nadeel van de mens is. Het virus kan bijvoorbeeld nog besmettelijker worden.
mutaties
Slide 26 - Slide
Het coronavirus
Zo is ook het coronavirus gemuteert, maar heeft dit ook invloed op de effectiviteit van het vaccin?
Slide 27 - Slide
Het coronavirus
Zoals eerder vertelt zijn antistoffen specifiek en passen maar op één type antigeen. Wanneer het antigeen verandert is het mogelijk dat de antistoffen zich niet meer kunnen binden aan het antigeen. In dit geval is een vaccin minder of niet meer effectief.
Bij het coronavirus is dit niet het geval. De effectiviteit van een vaccinatie verschilt per mutatie variant maar je laten vaccineren heeft nog zeker wel zin.
Slide 28 - Slide
QUIZZZ
Slide 29 - Slide
Sinds 1987 worden kinderen in Nederland ingeënt tegen bof, mazelen en rode hond. Het vaccin wordt het BMR-vaccin genoemd. Bevat het BMR-vaccin antigenen? En bevat het antistoffen?
A
alleen intistoffen
B
alleen antigenen
C
beide
D
geen van beide
Slide 30 - Quiz
Een vaccin bevat ...
A
Antigenen van lymfocyten
B
Witte bloedcellen die tegen infectie strijden
C
Geïnactiveerde ziekteverwekkers
D
Een stofje dat immuniteit opwekt
Slide 31 - Quiz
Je bent immuun voor een bepaalde ziekte doordat ...
A
je niet-specifieke afweer is versterkt
B
antistoffen tegen de ziekteverwekker constant in het bloed door je lichaam circuleren
C
lymfocyten snel de juiste antistof kunnen maken
D
fagocyten gestimuleerd worden om snel binnendringers op te eten