Karel en Elegast SI

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Herhaling §1, 2

Herhaling §1 en §2

We starten deze les met je eerste literaire werk van de leeslijst klas 6

Bij dit verhaal komt een portfolio-opdracht die je voldoende dient af te ronden

Ook komt het werk terug in toetsweek 1 bij het proefwerk

Stel, het is de dertiende eeuw

• We zijn te gast in een kasteel
• Er brandt een haardvuur in de ridderzaal, de zaal stroomt langzaam vol
• De graaf en zijn vrouw zitten klaar om te gaan luisteren naar een minstreel
• Iedereen hoopt op een spannend verhaal
  
  
• In het midden ligt een handschrift; het ligt open bij een geschilderde prent (miniatuur) met een voorstelling uit de vroege middeleeuwen. 

Wie/ wat zien we hier?

Karel de Grote wordt door de paus tot keizer gekroond in 800 n.Chr

Karel de Grote was een groot, historisch figuur én dus bekend!

• Het christelijke geloof speelde een grote rol in zijn leven; paus vraagt regelmatig om hulp (bedreiging Longobarden)
• Op 26-jarige leeftijd: koning geworden; 
• Macht uitgebreid na meer dan 60 veldtochten;  
  van Denemarken tot de Pyreneeën en van de Elbe tot de Atlantische oceaan. 
  
  
• Beloofde trouw aan de kerk, paus
• Zag het als zijn geestelijke plicht o.a. de Saksen te bekeren (één geloof in zijn rijk), zelfs met geweld
• Bouwde paltsen door Europa (reisde veel)
• Onderwijs

https://npo.nl/start/serie/histoclips/seizoen-18/karel-de-grote_1/afspelen (13:44)

Tot welke stand behoorde Karel de Grote?

1. Eerste stand
2. Tweede stand
3. Derde stand
4. Geen enkele stand

Tot welke stand behoorde de paus?

1. Eerste stand
2. Tweede stand
3. Derde stand
4. Geen enkele stand

Welke stijl heeft dit bouwwerk?

1. Romaans
2. Gothisch

Palts Karel de Grote (Ingelheim)

Op een gebaar van de graaf wordt het stil en de minstreel begint te spreken

(En de docent neemt even waar voor de minstreel ;))

Proloog

r. 1 t/m 14

r. 15 t/m 105

"Dan had ik veel liever
dat God mij alles ontnam
dat ik van hem te leen heb."

Welke term [2 woorden] horen bij de bovenstaande drie regels (uit §1)?

r. 106 t/m 190

In regel 167 t/m 190 zie je dat God een belangrijke rol speelt in het leven van Karel (en alle anderen in de middeleeuwen).

Welke term hoort hierbij uit §1? [1 woord]

Wat vind je tot nu toe van het fragment? Wat is vreemd? Wat is vermakelijk? Leerzaam?

Voor een lezer/ luisteraar uit de 21e eeuw is het vreemd dat een koning(!) gaat stelen omdat een engel in zijn droom dit tegen hem zegt. Echter doet de koning dat toch. Waarom? (theocentrisme, symboliek getal 3 komt later)

Aan de slag!

Werk de vragen bij les 1 Karel en Elegast uit (zie ELO-opdracht 1 PF-2) voor het eind van de week. Je levert je antwoorden via de ELO-opdrachten in (plagiaatcontrole staat aan). 

Maakt deel uit van je PF-2-beoordeling (en helpen je het verhaal nóg beter te begrijpen).