elektriciteit H3

elektriciteit H3
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

elektriciteit H3

Slide 1 - Slide

Stroom
Spanning
Weerstand
Vermogen
Grootheid
Eenheid
U
I
Ω
P
V
R
A
W

Slide 2 - Drag question


Goed

Fout
Met een schakelaar kan je een stroomkring sluiten.
In een serie- schakeling heeft elke vertakking een aparte stroomkring
Plastic is een isolator
Met een dynamo kan je stroom opwekken, met een generator ook.
Stroom meet je met een voltmeter.
75 mA = 0,075 A
Kortsluiting ontstaat als teveel elektrische apparaten tegelijk aan staan.

Slide 3 - Drag question

In deze stroomkringen is de richting van de stroom aangegeven met pijlen. Alleen één ervan is goed. Sleep de krul naar de goede stroomkring en de kruisjes naar de foute stroomkringen. 
10

Slide 4 - Drag question

Sommige stoffen laten elektrische stroom gemakkelijk door, andere stoffen laten elektrische stroom niet of slecht door. Zet de namen van de onderstaande stoffen in het juist vak.
ISOLATOR
GELEIDER
Grafiet
Hout
zuiverwater
koper
plastic
ijzer

Slide 5 - Drag question

Met welke formule bereken je de weerstand?
Weerstand =
A
U=RI
B
R=IU
C
R=UI
D
I=UR

Slide 6 - Quiz

Wat is de totale weerstand van de 3 weerstanden?
A
200Ω
B
801Ω
C
1,8kΩ
D
Dat hangt van de spanning af.

Slide 7 - Quiz

Bereken de totale weerstand
van drie
weerstanden.
A
25 Ω
B
7,5 Ω
C
95 Ω
D
32 Ω

Slide 8 - Quiz

In een nachtlampje zit een weerstand. Over deze weerstand staat een spanning van 4,0 V. Door die weerstand loopt een stroom van 0,025 A.
Bereken de grootte van de weerstand.

Slide 9 - Open question

De spanning in een weerstand is 6V, de weerstand van de weerstand is 50 ohm. bereken de stroomsterkte

Slide 10 - Open question

Geef aan wat het vermogen is van de mixer en wat het vermogen van de stofzuiger is.

Slide 11 - Open question

De formule van vermogen is ......
A
R = U / I
B
P = U / I
C
G = 1 / R
D
P = U * I

Slide 12 - Quiz

Wat is het vermogen van de lamp?

Slide 13 - Open question

Wat is het vermogen van één lamp?

Slide 14 - Open question

Een bouwlamp heeft een vermogen van 150 W.
Bereken de energie die de bouwlamp verbruikt als hij 8 uur brandt.
Energie = vermogen x tijd
(let op het vermogen moet kW zijn! Dus eerst omrekenen)

Slide 15 - Open question

Een frituurpan werkt op 230 V en 3,4 A. Hij wordt 3 uur gebruikt. 1 kWh kost 0,26 euro. Wat zijn de kosten

Slide 16 - Open question