What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Nederland 1848-1914; 1.1 Een nieuwe grondwet
Nederland van 1848 tot 1914
1.1 Nederland wordt een democratie
Heb je het echt allemaal gesnapt?
1 / 29
next
Slide 1:
Slide
Geschiedenis
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 4
This lesson contains
29 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Nederland van 1848 tot 1914
1.1 Nederland wordt een democratie
Heb je het echt allemaal gesnapt?
Slide 1 - Slide
Deze les:
Stukje herhaling 1.1
Controleren of jullie nu echt alles goed snappen
Doel van de les:
Je begrijpt 1.1 echt heel goed!
Slide 2 - Slide
1.1 Een nieuwe grondwet
Revolutiejaar 1848
Nederland is vanaf 1815 een monarchie. Willem I komt naar NL.
In 1848 breken overal in Europa revoluties uit:
Revolutiejaar
. Mensen willen geen koningen (
monarchie
), maar een gekozen president (
republiek
).
De
liberalen
in NL gaan met koning Willem II praten
Slide 3 - Slide
Bekendste liberaal:
Johan Thorbecke
. Hij wil een grondswetswijziging.
Willem II
wil dit uiteindelijk ook (bang om afgezet te worden). In 1848 wordt deze grondwet getekend.
Slide 4 - Slide
Grondwetswijziging
Wetten worden gemaakt door ministers (niet de koning)
Volk stemt op Provinciale Staten en die kiezen de Eerste Kamer (niet de koning)
Het volk stemt direct op de Tweede Kamer (en niet de vrienden van de koning
Slide 5 - Slide
(4) Er komen
grondrechten
.
(5) Er is
Ministeriële verantwoordelijkheid
, de ministers zijn verantwoordelijk voor beleid en koning.
(6) Koning is
onschendbaar
. Hij kan niet worden aageklaagd.
Nederland is een
constitutionele monarchie
(koninkrijk met grondwet)
Slide 6 - Slide
Luxemburgse Kwestie 1867
Willem III
was ook nog groothertog van Luxemburg. Luxemburg was onderdeel van de Duitse Bond (en dus niet van NL!!)
Frankrijk wilde Luxemburg kopen, zodat de Duitse Bond minder sterk zou zijn. Duitsland hoort dit en wil oorlog.
Conclusie
: Luxemburg onafhankelijk.
Slide 7 - Slide
Koning en ministers hebben parlement niet verteld van plannen. Parlement boos en eist aftreden van de ministers.
Ministers doen dit niet. Krijgen geen toestemming om geld uit te geven en stappen uiteindelijk toch op.
Slide 8 - Slide
In 1848 zijn dit de belangrijkste namen:
A
Willem I - Thorbecke
B
Willem II - Willem I
C
Willem II - Thorbecke
D
Willem III - Thorbecke
Slide 9 - Quiz
1848 wordt ook wel het ...jaar genoemd.
Slide 10 - Open question
Wie mogen er in 1848 stemmen?
A
Mannen
B
Rijke mannen en vrouwen
C
Mannen die voldoende belasting betalen
D
Niemand
Slide 11 - Quiz
Ministeriële verantwoordelijkheid betekent:
A
Ministers kunnen niet vervolgd worden
B
Ministers zijn verantwoordelijk voor goed bestuur
C
Ministers hebben geen invloed
D
Ministers zijn verantwoordelijk voor de koning
Slide 12 - Quiz
Koninkrijk met een grondwet is:
A
Parlementaire democratie
B
Constitutionele monarchie
Slide 13 - Quiz
Welk land wilde Luxemburg kopen in 1867?
A
Duitsland
B
Frankrijk
C
Nederland
Slide 14 - Quiz
Wie was er vorst ten tijde van de Luxemburgse Kwestie?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III
D
Wilhelmina
Slide 15 - Quiz
Welk gevolg had de Luxemburgse Kwestie?
Slide 16 - Open question
Verdeelde macht
Stemrecht is er voor mannen die een grote hoeveelheid belasting betalen (=
censuskiesrecht
).
Nederland was een
parlementaire democratie
(volk heeft de macht via stemmen).
Macht van NL is opgedeeld in drie stukken:
Wetgevende macht (1e + 2e kamer)
Uitvoerende macht (Regering)
Rechterlijke macht (rechters)
Niemand heeft meer dan 1 macht tegelijk.
Slide 17 - Slide
Klassieke grondrechten
Om het volk tegen de overheid te beschermen zijn er
klassieke
grondrechten
bedacht:
Vrijheid van Godsdienst
Vrijheid van meningsuiting
Vrijheid van drukpers (mogen schrijven wat je wil)
Thorbecke voegde in 1848 toe:
Vrijheid van vereniging & vergadering
vrijheid van onderwijs
Slide 18 - Slide
Wat betekent censuskiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Als een man genoeg belasting betaald mag hij stemmen
D
Niemand mag stemmen
Slide 19 - Quiz
Wie heeft de uitvoerende macht?
A
Parlement
B
Regering
C
Rechters
Slide 20 - Quiz
Wie heeft de wetgevende macht?
A
Parlement
B
Regering
C
Rechters
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Slide
In discussie mogen gaan met ministers
A
recht van enquête
B
recht van interpellatie
C
recht van budget
D
recht van initiatief
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Slide
wetsvoorstellen indienen
A
recht van budget
B
recht van amendement
C
recht van initiatief
D
recht van interpellatie
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Slide
Welke twee rechten heeft alleen de Tweede Kamer?
Slide 27 - Open question
Slide 28 - Slide
Afmaken en nakijken:
Werkplaats vaardigheden (vanaf blz. 28)
Examentraining (vanaf blz. 41)
Hoe?
Je mag zachtjes overleggen en vragen stellen
Slide 29 - Slide
More lessons like this
1.1 De Nederlandse staatsinrichting nu
March 2019
- Lesson with
35 slides
Geschiedenis
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 4
H1.1 Koning en parlement
September 2024
- Lesson with
41 slides
Geschiedenis
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
§1.1 Koning & Parlement
August 2024
- Lesson with
26 slides
Geschiedenis
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
1.1 A, B en C: Koning en parlement
September 2024
- Lesson with
45 slides
Geschiedenis
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
§1.1 Koning & Parlement
April 2024
- Lesson with
32 slides
Geschiedenis
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Nederland 1848-1914; 1.1 Een nieuwe grondwet
September 2024
- Lesson with
23 slides
Geschiedenis
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 4
H. 1, par. 1. Koning en parlement
October 2023
- Lesson with
32 slides
Geschiedenis
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Nederland 1848-1914; 1.1 Een nieuwe grondwet
August 2017
- Lesson with
34 slides
Geschiedenis
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 4