1.3 lezen (1 tm 3)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

 Lezen

Lesdoelen

Na deze les: 

- herken je tekstverbanden aan de hand van signaalwoorden. 

- kun je theorie over 'tekstverbanden' toepassen. 

Welke manier van lezen gebruik je?

Je leest een instructie om een nieuwe app op je tablet te installeren.

1. precies lezen
2. globaal lezen
3. oriënterend lezen

Welke manier van lezen gebruik je?

Je bekijkt de voorkant van een tijdschrift om te bepalen of je het gaat kopen.

1. precies
2. oriënterend
3. globaal

Tekstverbanden

Tekstverbanden

Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een tekstverband.
Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.

Je moet vier tekstverbanden kennen: 

1.     Tegenstellend 

2.    Chronologisch

3.    Opsommend

4.    Toelichtend

chronologisch tekstverband

Er zijn ook signaalwoorden die een tijdsvolgorde aangeven. Deze woorden vertellen je in welke volgorde gebeurtenissen plaatsvinden. Signaalwoorden van de tijdsvolgorde:

eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, ten slotte

Bibi eet altijd een banaan voordat ze gaat sporten. 

opsommend tekstverband

Bij een opsommend tekstverband worden dingen achter elkaar opgenoemd. Daar horen de volgende signaalwoorden bij: 

• ten eerste/ten tweede
• om te beginnen
• bovendien
• ook, verder, ten slotte, en

Max houdt van klimmen. Hij houdt ook van boulderen. 

Tegenstellend verband

Tegenstellend verband

Soms staat er in een tekst een tegenstelling. Signaalwoorden die hierbij horen zijn: maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel. 

Ivana vindt volleyballen leuk, maar alleen op vakantie. 

concluderend verband

Soms staat er in een tekst een conclusie. Signaalwoorden die hierbij horen zijn: dus, dan ook, concluderend, hieruit volgt. 

Joris is lang, dus basketbal is een goede sport voor hem. 

In een tekst kunnen verschillende

 tekstverbanden 

voorkomen. 

Opdracht

Maak opdracht 1, 2 en 3

blz 20 tm 23

Wat niet af is in de les, wordt huiswerk.