1.3 lezen (1 tm 3)

1.3 Lezen

1 / 18

Slide 1: Slide

NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Lesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1.3 Lezen

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Na deze les:

- heb je de leesstrategieën nog eens herhaald.

- kun je theorie over 'tekstverbanden' toepassen.

Slide 2 - Slide

Welke manier van lezen gebruik je?

Je leest een instructie om een nieuwe app op je tablet te installeren.

nauwkeurig lezen

verkennend lezen

Slide 3 - Quiz

Welke manier van lezen gebruik je?

Je bekijkt de voorkant van een tijdschrift om te bepalen of je het gaat kopen.

nauwkeurig

verkennend

Slide 4 - Quiz

lees mee blz 21 van je boek

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Filmpje

We kijken samen naar het filmpje over de verschillende leesstrategieën.

(volgende slide)

Slide 7 - Slide

talent.secure.malmberg.nl

Slide 8 - Link

Tekstverbanden

Slide 9 - Slide

Tekstverbanden

Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een tekstverband.
Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.

Slide 10 - Slide

Je moet vier tekstverbanden kennen:

1. Opsommend tekstverband

2. Tijdsvolgorde

3. Tegenstellend tekstverband

4. Concluderend tekstverband

Slide 11 - Slide

opsommend tekstverband

Bij een opsommend tekstverband worden dingen achter elkaar opgenoemd. Daar horen de volgende signaalwoorden bij:

ten eerste/ten tweede
om te beginnen
bovendien
ook, verder, ten slotte, en

Max houdt van klimmen. Hij houdt ook van boulderen.

Slide 12 - Slide

Tijdsvolgorde

Er zijn ook signaalwoorden die een tijdsvolgorde aangeven. Deze woorden vertellen je in welke volgorde gebeurtenissen plaatsvinden. Signaalwoorden van de tijdsvolgorde:

eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, ten slotte

Bibi eet altijd een banaan voordat ze gaat sporten.

Slide 13 - Slide

Tegenstellend verband

Slide 14 - Slide

Tegenstellend verband

Soms staat er in een tekst een tegenstelling. Signaalwoorden die hierbij horen zijn: maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel.

Ivana vindt volleyballen leuk, maar alleen op vakantie.

Slide 15 - Slide

concluderend verband

Soms staat er in een tekst een conclusie. Signaalwoorden die hierbij horen zijn: dus, dan ook, concluderend, hieruit volgt.

Joris is lang, dus basketbal is een goede sport voor hem.

Slide 16 - Slide

In een tekst kunnen verschillende

tekstverbanden

voorkomen.

Slide 17 - Slide

Opdracht

Maak opdracht 1, 2 en 3

blz 20 tm 23

Wat niet af is in de les, wordt huiswerk.

Slide 18 - Slide