LSV jaar 3 Week 38

Week 38
-  Je herhaalt de 
    woordenschat over eten en 
    leest een tekst hierover 
- Je begrijpt een 
   persoonsbeschrijving
- Je kunt het bijvoeglijk 
   naamwoord toepassen

1 / 14
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Week 38
-  Je herhaalt de 
    woordenschat over eten en 
    leest een tekst hierover 
- Je begrijpt een 
   persoonsbeschrijving
- Je kunt het bijvoeglijk 
   naamwoord toepassen

Slide 1 - Slide

¿Quién es?
Op de volgende slides lees je de persoonsomschrijvingen van je klasgenoten. Vul steeds in om wie het gaat.
    

Slide 2 - Slide

1. Es un hombre
2. Tiene 48 años
3. Es americano
4. Él es un actor y un ex luchador profesional
5. Es divertido, grande y musculoso

Slide 3 - Open question

Tareas
Lees de tekst over 'Los bares de España' en beantwoord de vragen.
Lees de tekst over Roberto en maak de opdracht.

NB op de slide na de opdracht staat een filmpje met uitleg over de bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 4 - Slide

Los bares de España
¿Sabes que España es el país de Europa que más bares y cafeterías tiene por habitante? Los bares forman parte de la cultura española. Hombres, mujeres, niños, amigos, compañeros y familiares comparten su tiempo, beben, comen, hablan, ven la tele, juegan a las cartas y leen el periódico. 
Por la mañana una tostada, un zumo y unos churros; al mediodía un aperitivo con una caña; por la tarde un café o una copa. ¡Cualquier momento es bueno!

Slide 5 - Slide

¿Qué tipo de personas va a los bares?

Slide 6 - Open question

¿Qué se puede hacer en los bares?

Slide 7 - Open question

¿Cuándo va la gente a los bares?

Slide 8 - Open question

Roberto
Roberto trabaja de camarero en una cafetería cerca de su casa. Le gusta mucho su trabajo, porque conoce a mucha gente.
El sitio tiene mucha fama y van turistas de todos los países a probar sus productos. Su especialidad son las tartas; las hay de todos sabores: chocolate, fresa, kiwi, café, etc. 
Dicen que aquel que las come un día, para los trescientos sesenta y cuatro días deseando comerlas de nuevo....

Slide 9 - Slide

Roberto - tarea
1. Maak een lijst met alle zelfstandige naamwoorden in de tekst. 
2. Sorteer ze op mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud.
3. Voeg daarna steeds een bijvoeglijk naamwoord toe dat erbij 
     past. Zie twee voorbeelden hieronder. Lever deze opdracht in 
     in Teams voor donderdag 12.00uur

el camarero simpático          la cafetería moderna           los turistas holandeses
...        

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Het bijvoeglijk naamwoord
Je kunt de toepassing van de bijvoeglijke naamwoorden oefenen

Ook zijn er opdrachten met woordenschat of tegengestelden

Slide 12 - Slide

Lezen en Luisteren (1)
Lees tekst B en luisteropdracht B in je lees- en luisterdossier.
Lever dit in voor dinsdag 12.00uur

Het dossier staat in Teams > bestanden > lees- en luisterdossier
De luisterfragmenten staan in Teams  bestanden > lees- en luisterdossier > luisterfragmenten

NB. je mag in eigen tempo verder werken.

Slide 13 - Slide

Lezen en Luisteren (2)
Tips
1. Lees eerst de hele opdracht door. 
2. Vertaal woorden die je niet begrijpt (en schrijf ze op).
3. Denk alvast aan woorden die bij het onderwerp passen.
4. De vragen staan altijd in de volgorde waarin ze voorbij komen in de tekst 
    (dus het antwoord op vraag 3 komt altijd ná vraag 2 in de tekst). Vraag 1 
    kan een uitzondering zijn, als die over de tekst in het algemeen gaat.

Slide 14 - Slide