Bespreken Toets Lezen H1 + start H2

Start van de les
  • Leg je schrift open op tafel
  • Lees 10 minuten in je leesboek

  • Playlist mag, maar zachtjes

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Start van de les
  • Leg je schrift open op tafel
  • Lees 10 minuten in je leesboek

  • Playlist mag, maar zachtjes

Slide 1 - Slide

Aandachtspunten
8) Onderwerp van de tekst: 
Antwoord: Slecht slapen door beeldschermen
LET OP! MAXIMAAL 4 á 5 kernwoorden. NIET een hele zin/heel verhaal. 


Slide 2 - Slide

Aandachtspunten
9) Respondenten, wat zijn dat volgens deze tekst?
Antwoord: Tieners die meededen aan het onderzoek (r.5). 
LET OP! Een respondent = niet hetzelfde als een tiener. Alleen 'tieners' als antwoord is dus niet goed. Wees nauwkeurig!


Slide 3 - Slide

Aandachtspunten
10) Deeltitel bedenken (alinea 5, tekst 2):
Antwoord: Slechte invloed sociale media /  Schots onderzoek
LET OP! Een deeltitel = is een titel voor één of een groepje alinea's. Van een titel weet je:
* Is kort en krachtig
* Laat zien waar (dit deel van de) tekst over gaat.


Slide 4 - Slide

Overige antwoorden
  1. De alinea's beginnen op een nieuwe regel (1) en er staan witregels tussen de alinea's. 
  2. B
  3. B
  4. C
  5. A
  6. B
  7. B

Slide 5 - Slide

Overige antwoorden
11. Een goed antwoord bestaat uit:
Ja, want ... 
Nee, want ...
... = uitleg waarom je dat vindt. Je kunt het beste de tekst hierbij gebruiken. 

Slide 6 - Slide

Aan de slag
Maak opdr. 1, 2, 3
Over 5 minuten bespreken
Klaar? Lees in je leesboek

Slide 7 - Slide

Tekstdoelen (blz. 59)
  • Een schrijver schrijft een tekst met een reden. 
Deze reden noem je het tekstdoel.
  • Er zijn verschillende tekstdoelen, bijvoorbeeld:
  1. Informeren
  2. Activeren/overhalen
  3. Amuseren

Slide 8 - Slide

Aan de slag
Maak opdr. 5, 6, 7 (blz. 59)
Klaar? Lees in je leesboek
Niet klaar? Huiswerk voor volgende les. 

Slide 9 - Slide

Start van de les
  • Leg je schrift open op tafel
  • Lees 10 minuten in je leesboek

  • Playlist mag, maar zachtjes

Slide 10 - Slide

Bespreken
Opdr. 5, 6, 7 (blz. 59)

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Aan de slag
Maak opdr. 8, 9, 10 (blz. 60)
Opdr. 8 en 9: over 5 minuten bespreken
Klaar? Lees in je leesboek
Niet klaar met opdr. 10? Huiswerk voor volgende les. 

Slide 13 - Slide

Start van de les
  • Leg je schrift open op tafel
  • Lees 10 minuten in je leesboek

  • Playlist mag, maar zachtjes

Slide 14 - Slide

Oefenzin
Mijn beste vriendin heeft het beeldje kapot laten vallen. Het is nu niet meer te maken, maar ze kan wel een nieuwe kopen. 

Waar verwijzen de blauwgedrukte woorden naar? Hoe weet je dat?

Slide 15 - Slide

Bespreken
Opdr. 10 (blz. 60)

Slide 16 - Slide

Weer die oefenzin...
Mijn beste vriendin heeft het beeldje kapot laten vallen. Het is nu niet meer te maken, maar ze kan wel een nieuwe kopen. 

Slide 17 - Slide

Signaalwoorden
  • Geven het verband aan tussen woorden, zinnen of alinea's 
--> Wat hebben deze met elkaar te maken?

  • Verschillende verbanden: opsomming, tegenstelling, voorbeeld
  • Signaalwoorden Voorbeeld: bijvoorbeeld, zoals, ter illustratie, zo

Slide 18 - Slide

Signaalwoorden - voorbeeld
  1. Ik houd van verschillende soorten fruit, bijvoorbeeld appels en druiven.
  2. Vandaag heb ik zes lessen, zoals Wiskunde, Engels en Duits.
  3. Mijn zoon beoefent een aantal sporten. Zo doet hij aan rugby, judo en zwemmen.
  4. Ik heb een druk weekend voor de boeg, ter illustratie: ik bezoek twee verjaardagen, moet voetballen en heb veel huiswerk. 

Slide 19 - Slide

Aan de slag
Maak opdr. 11, 12, 13 (blz. 61)
Klaar? Lees in je leesboek
Niet klaar? Huiswerk voor volgende les. 

Slide 20 - Slide

Ik heb geen zin om te leren voor een toets. Ik vind dat zo zonde van mijn tijd. Waar verwijst 'dat' naar?

Slide 21 - Open question

Iedere dag eet ik veel fruit. Ik heb vandaag bijvoorbeeld een appel, drie mandarijnen, een banaan en druiven bij me. Welk signaalwoord en welk verband herken je?

Slide 22 - Open question

Bespreken
Opdr. 11, 12 en 13 (blz. 61)

Slide 23 - Slide

Aan de slag
Maak opdr. 15, 16d, 17, 18, 20 (blz. 62/63)
Nakijken: 10:25 uur
Klaar? Lees in je leesboek

Slide 24 - Slide