Grammatica Hfd 1 - 1.4 - 2kgt

Start van de les
  • Leg je schrift open op tafel
  • Lees 10 minuten in je leesboek

  • Playlist mag, maar zachtjes

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Start van de les
  • Leg je schrift open op tafel
  • Lees 10 minuten in je leesboek

  • Playlist mag, maar zachtjes

Slide 1 - Slide

Werkwoordsvormen
Een werkwoord kan op verschillende manieren in de zin staan:
1) persoonsvorm
2) voltooid deelwoord
3) hele werkwoord (= infinitief)

Slide 2 - Slide

Al jaren ging het gerucht dat gamemaker Atari in 1983 een enorme lading games op een vuilnisbelt had gestort.
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Quiz

Al jaren ging het gerucht dat gamemaker Atari in 1983 een enorme lading games op een vuilnisbelt had gestort.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Quiz

Al jaren ging het gerucht dat gamemaker Atari in 1983 een enorme lading games op een vuilnisbelt had gestort.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Benoem de woordsoorten
Mijn kamer bevindt zich achter de derde deur aan je rechterhand. 


Slide 7 - Slide

Benoem de woordsoorten
Mijn (X) | kamer (ZN) |  bevindt (WW) | zich (X) |  achter (VZ) | de (LW) | derde (TW)|  deur (ZN) | aan (VZ) |  je (X) |  rechterhand (ZN). 


Slide 8 - Slide

Aan de slag
Maak opdr. 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8 (blz. 26 t/m 28)
Klaar? Lees in je leesboek
Niet klaar? Huiswerk voor volgende les. 

Slide 9 - Slide

Start van de les
  • Leg je schrift open op tafel
  • Lees 10 minuten in je leesboek

  • Playlist mag, maar zachtjes

Slide 10 - Slide

Opfrissertje
Helaas geeft mijn wiskundeleraar elke week een berg huiswerk op! 

1) Zet zinsdeelstrepen
2) Benoem de zinsdelen die je kent (wg, ow en lv)


Slide 11 - Slide

Opfrissertje
Helaas | geeft | mijn wiskundeleraar | elke week | een berg huiswerk | op! 
X | wg | ow | X | lv | wg





Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Hoe vind je het onderwerp van een zin?
A
Je bekijkt waar de zin over gaat
B
Je stelt de vraag wie/wat + wg

Slide 14 - Quiz

Onderwerp (ow)
Het onderwerp van een tekst =  waar de tekst over gaat
Het onderwerp van een zin = zinsontleding = het antwoord op de vraag "wie of wat + wg?"

Slide 15 - Slide

Aan de slag
Maak opdr. 12, 13, 14 (blz. 28 t/m 29)
Klaar? Lees in je leesboek
Niet klaar? Huiswerk voor volgende les. 

Slide 16 - Slide