What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Repaso
¡Bienvenidos!
10 de septiembre de 2024
1 / 48
next
Slide 1:
Slide
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
This lesson contains
48 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
¡Bienvenidos!
10 de septiembre de 2024
Slide 1 - Slide
Prepárate para esta clase
Maak je klaar voor de les
timer
1:00
¡Importante!
Tu portátil aún está cerrado;
Je laptop is nog dicht.
Tu móvil está apagado, puesto en
tu bolsa/mochila*
, la cual
está en el suelo;
Je mobiel is uitgeschakeld én zit
in je tas/rugzak*,
op de grond.
Siempre
tienes tu cuaderno, tu portátil y un bolígrafo;
Schrift, laptop + pen heb je
altijd
bij je.
¡Haz caso y guarda el silencio!;
Let op! Oren open en wees stil!...
¡Enfócate!
Focus jezelf!
Slide 2 - Slide
El programa
Herhaling jaar 1+2
HOY ES
Slide 3 - Slide
U 1 + 2
Lees + luister
Voca Unidad 1 81-90 NL-SP
Voca Unidad 2 1-90 NL-SP
Ser
Llamarse (& andere wederkerende ww)
Lidwoorden (ev+mv+mnl+vwl)
Meervoudsregel
Jezelf voorstellen
Aanwijzend voornaamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Getallen tot 100 NL - SP
Slide 4 - Slide
Persoonlijke voornaamwoorden
ik
yo
jij
tú
hij - zij - u
él - ella - usted
wij
nosotros/-as
jullie
vosotros/-as
zij meervoud - u meervoud
ellos - ellas - ustedes
Slide 5 - Slide
Welk persoonlijk voornaamwoord hoort erbij:
Paco y yo
A
vosotros/as
B
tú
C
yo
D
nosotros/as
Slide 6 - Quiz
Het juiste persoonlijke voornaamwoord voor:
La señora García
A
ustedes
B
usted
C
el
D
vosotros
Slide 7 - Quiz
Wat zijn persoonlijke voornaamwoorden?
A
rojo, azul y amarillo
B
arriba, debajo, al lado
C
yo, usted, nosotros
D
bien, mal, terrible
Slide 8 - Quiz
Het juiste persoonlijke voornaamwoord voor: Pedro
A
yo
B
él
C
ella
D
tú
Slide 9 - Quiz
Welk persoonlijk voornaamwoord hoort erbij?
Anna y Angelica
A
ellos
B
ellas
C
ella
D
ello
Slide 10 - Quiz
yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u)
nosotros, nosotras (wij)
vosotros, vosotras (jullie)
ellos, ellas,ustedes (zij)
SER (zijn)
persoonsvormen
soy (ik ben)
eres (jij bent)
es (hij, zij is/ u bent)(ev)
somos (wij zijn)
sois (jullie zijn)
son ( zij zijn, u bent) (mv)
vervoeging
Slide 11 - Slide
Sleep de vormen van
ser
naar de juiste plek.
nosotros
yo
él, ella, ud.
tú
vosotros
ellos, ellas, uds.
eres
somos
es
soy
son
sois
Slide 12 - Drag question
_______ (yo) española
Ik ben Spaanse.
Slide 13 - Open question
______ (tú) Elena
Jij bent Elena
Slide 14 - Open question
______ (nosotros) de Madrid.
Wij komen uit Madrid.
Slide 15 - Open question
Carlos y yo .....................(ser)holandeses.
A
eres
B
es
C
somos
D
sois
Slide 16 - Quiz
Mis amigos...................(ser)muy simpáticos.
A
somos
B
sois
C
son
D
es
Slide 17 - Quiz
Vul de juiste vorm van SER in.
Yo.....................(ser)estudiante.
A
eres
B
soy
C
somos
D
son
Slide 18 - Quiz
La profesora de español..........................(ser)mexicana.
A
es
B
eres
C
somos
D
soy
Slide 19 - Quiz
Wat is de juiste vervoeging van
vosotros (ser)
A
eres
B
somos
C
soy
D
sois
Slide 20 - Quiz
ser, yo
A
soy
B
eres
C
es
D
sois
Slide 21 - Quiz
Werkwoord: llamarse (heten)
Slide 22 - Slide
¿Qué significa heten en Español?
A
vivir
B
llamarse
C
ser
D
tener
Slide 23 - Quiz
Welke is geen "verbo reflexivo"?
A
Ducharse
B
Llamarse
C
Levantarse
D
Comer
Slide 24 - Quiz
Él _________ (llamarse) Juan López.
A
se llama
B
me llamo
C
llama
D
llamarse
Slide 25 - Quiz
llamarse, tú
A
llamas
B
se llama
C
te llamas
D
llama
Slide 26 - Quiz
llamarse, nosotros
A
nos llamamos
B
os llamáis
C
se llaman
D
te llamas
Slide 27 - Quiz
Mis hermanos (llamarse) Joaquín y Sabina
A
se llama
B
llama
C
os llamáis
D
se llaman
Slide 28 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoorden
Wat je moet weten:
bijna altijd
achter
het zelfstandig naamwoord.
mannelijk/vrouwelijk/enkelvoud/meervoud
o --> a
e --> blijft
medeklinker --> blijft
meervoud +s / +es
Slide 29 - Slide
Zet het bijvoeglijke naamwoord in de juiste vorm:
Mi proferosa tiene un coche ____ (naranja).
Slide 30 - Open question
Het bijvoeglijk naamwoord:
Mi armario es...
A
rojo
B
roje
C
rojas
D
rojos
Slide 31 - Quiz
Het bijvoeglijk naamwoord:
Mis padres son bastante ...
A
viejos
B
simpáticas
C
amable
D
bueno
Slide 32 - Quiz
Het bijvoeglijk naamwoord:
Mi cama es ...
A
blanco
B
blanca
C
blancas
D
blanque
Slide 33 - Quiz
Welke vier kleuren veranderen niet?
A
lila, naranja, rosa, azul
B
naranja, rosa, lila, amarillo
C
rosa, lila, naranja, violeta
D
violeta, lila, rosa, verde
Slide 34 - Quiz
Dit / Deze -
ml/vl/ev/mv
Slide 35 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord:
(deze) perros
A
Estos
B
Este
C
Estas
D
Esta
Slide 36 - Quiz
Aanwijzend voornaamwoord:
(deze) ensalada
A
Este
B
Estos
C
Esta
D
Estas
Slide 37 - Quiz
Aanwijzende voornaamwoorden:
Me gustan ___________ pantalones
A
estos
B
estas
C
este
D
esta
Slide 38 - Quiz
Kies het juiste aanwijzende voornaamwoord.
Dit meisje is knap. = ____ chica es guapa.
A
esta
B
este
C
estas
D
estos
Slide 39 - Quiz
Aanwijzende voornaamwoorden:
Me gusta ___________ falda
A
este
B
esta
C
estos
D
estas
Slide 40 - Quiz
Kies het juiste aanwijzende voornaamwoord.
Deze winkel is erg duur. = _____ tienda es muy cara.
A
este
B
esta
C
estos
D
estas
Slide 41 - Quiz
Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord.
(Deze)_______mochila es roja.
A
Esta
B
Estas
C
Este
D
Estos
Slide 42 - Quiz
Slide 43 - Slide
Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan.
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
TÚ
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
u
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor González
Slide 44 - Drag question
Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
TÚ
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS
Slide 45 - Drag question
Oefenen met regelmatige werkwoorden op -IR
YO
TÚ
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
VIVÍS
VIVIMOS
ESCRIBE
VIVO
COMPARTO
ESCRIBIMOS
COMPARTEN
VIVES
ESCRIBEN
VIVE
Slide 46 - Drag question
Oefenen met regelmatige werkwoorden op -ER
YO
TÚ
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
COMO
APRENDES
BEBES
CORREMOS
VENDEN
APRENDEMOS
VENDÉIS
BEBE
COMEMOS
VENDO
APRENDEN
COME
CORRE
BEBÉiS
Slide 47 - Drag question
YO
TÚ
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
hablo
bebo
habláis
come
vivimos
escriben
vivís
hablan
preguntamos
vives
vende
compran
escuchas
escucháis
vive
bebemos
compro
bailas
bailáis
leemos
habla
leen
escuchas
pregunto
Slide 48 - Drag question
More lessons like this
Ser y los Pronombres
October 2022
- Lesson with
16 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
2HV - les 11 llamarse
September 2021
- Lesson with
20 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Herhaling werkwoorden
December 2021
- Lesson with
23 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
week 39 nationaliteiten/getallen/maanden
September 2018
- Lesson with
11 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Herhaling werkwoorden
May 2021
- Lesson with
35 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Extra oefening: herhaling werkwoorden
April 2021
- Lesson with
25 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Verbos Regulares
February 2023
- Lesson with
22 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
week 39 lidwoorden en werkwoorden
September 2017
- Lesson with
10 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1