What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Werkwoordspelling (2)
Spelling
Talent 2.9 en 3.9
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Spelling
Talent 2.9 en 3.9
Slide 1 - Slide
Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: racen
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete
Slide 2 - Quiz
Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet
Slide 3 - Quiz
Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje (skaten)
A
skatet
B
skate
C
skated
Slide 4 - Quiz
Engelse werkwoorden:
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde
Slide 5 - Quiz
Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette
Slide 6 - Quiz
Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede
Slide 7 - Quiz
Engelse werkwoorden
Wat is de juiste spelling?
Voordat ik een date heb gevonden, heb ik al veel ...
A
geswipt
B
geswipet
C
geswiped
Slide 8 - Quiz
Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette
Slide 9 - Quiz
Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: joggen
A
jogde
B
joggete
C
joggte
D
jogte
Slide 10 - Quiz
werkwoordspelling
De jongens (begeleiden) gisteren de vrouw naar huis.
A
begeleiden
B
begeleidden
C
begeleidde
D
begeleden
Slide 11 - Quiz
werkwoordspelling
Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden
Slide 12 - Quiz
werkwoordspelling
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurde
Slide 13 - Quiz
Werkwoordspelling
Het ene station doet het beter dan het andere, zoals te zien is op een door de NRC (verspreiden) kaart.
A
verspreide
B
verspreidde
C
verspreid
D
verspreidt
Slide 14 - Quiz
werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
Slide 15 - Quiz
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes.
Het kind zocht [huilen] naar zijn moeder.
A
huilend
B
huilent
C
huilende
D
gehuilend
Slide 16 - Quiz
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes.
Aan de toelatingseisen van de opleiding wordt niet [tornen].
A
tornend
B
getornd
C
getornt
D
getorneerd
Slide 17 - Quiz
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes.
Een belangrijk hoofdstuk was [wijden] aan de unieke koraalformaties.
A
geweten
B
geweid
C
gewijt
D
gewijd
Slide 18 - Quiz
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes.
[luisteren] naar dit debat is men geneigd een aantal principiële vragen te stellen.
A
Geluisterd
B
Luisterden
C
Luisterend
D
Luisterent
Slide 19 - Quiz
More lessons like this
Spelling §1.9-3.9
October 2024
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
werkwoordspelling - les 6
June 2021
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
werkwoordspelling - les 6
March 2022
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
De onvoltooid verleden tijd 'peiltoets' en les
February 2023
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Engelse werkwoorden 1
October 2022
- Lesson with
36 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
havo 2 H2 Spelling Engelse werkwoorden
April 2023
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
2Ha oefenen Spelling Engelse werkwoorden
September 2022
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Havo 3 H5 Spelling (Engelse) werkwoorden
March 2021
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2