pv ow gez lv

1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide


Pak je leesboek en ga lezen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Lesprogramma
-Lezen  15 minuten

-Persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde

-Lijdend voorwerp

-Afsluiting. 

Slide 4 - Slide

Na de les weet ik...

...dat de persoonsvorm een kameleon is. 
...hoe ik de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde kan vinden. 
...hoe ik de persoonsvorm kan vervoegen.

Slide 5 - Slide

Lesprogramma
-Lezen 15 minuten

-Huiswerk nakijken.
-Persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde
-Vervoegen van de persoonsvorm
-Afsluiting. 








Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Zinsdelen
-Je vindt de zinsdelen door de volgorde van de zin te veranderen.
-Zoek eerst de persoonsvorm en zet steeds een ander zinsdeel voor de persoonsvorm. Er staat altijd maar één zinsdeel voor de persoonsvorm. 
Een kameleon verandert steeds van kleur. 
Wat is de pv? verandert
Steeds /verandert/ een kameleon /van kleur. 
Van kleur/verandert/een kameleon/ steeds.
Verandert /een kameleon/steeds /van kleur?  

Slide 8 - Slide

a. Zoek de persoonsvorm  b. Onderwerp 
c. Werkwoordelijk gezegde d. zinsdelen
1. In het koninklijke paleis zat een koningin te borduren. 
2. Het was winter en de sneeuw viel langs de ramen.
3. De koningin wilde heel graag een kindje hebben. 
4. Haar grootste wens was een meisje met zwart lang haar.
5. Niet lang daarna ging haar wens in vervulling.  

Slide 9 - Slide

a. Wat is de pv?
1. In het koninklijke paleis/ zat/ een koningin /te borduren. 
2. Het /was/ winter/ en /de sneeuw /viel/ langs de ramen.
3. De koningin /wilde /heel graag /een kindje/ hebben. 
4. Haar grootste wens/ was/ een meisje met zwart lang haar.
5. Niet lang daarna /ging/ haar wens/ in vervulling.  

Slide 10 - Slide

b. Wat is het onderwerp? 
1. In het koninklijke paleis/ zat/ een koningin /te borduren. 
2. Het /was/ winter/ en /de sneeuw /viel/ langs de ramen.
3. De koningin /wilde /heel graag /een kindje/ hebben. 
4. Haar grootste wens/ was/ een meisje met zwart lang haar.
5. Niet lang daarna /ging/ haar wens/ in vervulling.  

Slide 11 - Slide

c. Wat is het werkwoordelijk gezegde? 
1. In het koninklijke paleis/ zat/ een koningin /te borduren
2. Het /was/ winter/ en /de sneeuw /viel/ langs de ramen.
3. De koningin /wilde /heel graag /een kindje/ hebben
4. Haar grootste wens/ was/ een meisje met zwart lang haar.
5. Niet lang daarna /ging/ haar wens/ in vervulling.  

Slide 12 - Slide

d. Wat zijn de zinsdelen?
1. In het koninklijke paleis/ zat/ een koningin /te borduren. 
2. Het /was/ winter/ en /de sneeuw /viel/ langs de ramen.
3. De koningin /wilde /heel graag /een kindje/ hebben. 
4. Haar grootste wens/ was/ een meisje met zwart lang haar.
5. Niet lang daarna /ging/ haar wens/ in vervulling.  

Slide 13 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?
De koningin /wilde /heel graag /een kindje/ hebben. 

Slide 14 - Slide

Maak een zolang mogelijke zin met de volgende woorden:
-moest
-uit
-de kat
-halen
-jongen
-zijn
-ladder
-die
-met
-boom
-een

Slide 15 - Slide

a. Zoek de persoonsvorm  b. Zet steeds een ander zinsdeel voor de persoonsvorm. c. Wat zijn de zinsdelen? 
1. Gisteren ben ik naar de tandarts geweest.
2. De tandarts heeft een mooie praktijk in ons dorp.
3. Hij heeft tien tanden getrokken.
4. Ik wil nu nooit meer naar de tandarts gaan.
5. De tanden liggen nu op de tafel.

Slide 16 - Slide

a. Zoek de persoonsvorm  b. Zet steeds een ander zinsdeel voor de persoonsvorm. c. Wat zijn de zinsdelen? 
1. Gisteren/ ben/ ik/ naar de tandarts/ geweest.
2. De tandarts /heeft /een mooie praktijk/ in ons dorp.
3. Hij/ heeft/ tien tanden /getrokken.
4. Ik/ wil/ nu /nooit meer/ naar de tandarts /gaan.
5. De tanden /liggen/ nu /op de tafel.

Slide 17 - Slide

Lesprogramma
-Lezen  15 minuten

-Huiswerk nakijken.
-Opdracht: Persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde
-Opdracht: Vervoegen van de persoonsvorm

-Afsluiting. 

Slide 18 - Slide

Lesprogramma
-Lezen  15 minuten

-Huiswerk nakijken.
-Opdracht: Persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde
-Opdracht: Vervoegen van de persoonsvorm

-Afsluiting. 

Slide 19 - Slide

Na de les weet ik...

...dat de persoonsvorm een kameleon is. 
...hoe ik de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde kan vinden. 
...hoe ik de persoonsvorm kan vervoegen.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

De jongen leest een boek. (De jongen leest iets.)

Mijn vriend geeft een boek aan mij. (Mijn vriend geeft iets aan mij.)
Gisteren heb ik mijn potlood uitgeleend.(Gisteren heb ik iets uitgeleend.)

Slide 22 - Slide

2.

Slide 23 - Slide

Lijdend voorwerp
Zou ik jouw telefoonoplader straks even mogen lenen? 

Lenen (zou = pv; zou mogen lenen = werkwoordelijk gezegde)
Wat is het onderwerp? De eerste rol? Ik 
Wat is het lijdend voorwerp? De tweede rol? jouw telefoonoplader

Slide 24 - Slide

Zinsdelen benoemen
Wat is het onderwerp? 
1. Nog steeds bewaren sommige mensen hun spaargeld in een oude sok. 

Wat is het lijdend voorwerp? 
2. De docent heeft zijn winnende staatslot ingewisseld bij de tijdschriftenkiosk. 

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 
3. Met een prepaidabonnement wil mevrouw van de Berg haar telefoonkosten beperken. 
 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: racen
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 30 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet

Slide 31 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje (skaten)
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 32 - Quiz

Engelse werkwoorden:
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 33 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette

Slide 34 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 35 - Quiz

Engelse werkwoorden

Wat is de juiste spelling?
Voordat ik een date heb gevonden, heb ik al veel ...
A
geswipt
B
geswipet
C
geswiped

Slide 36 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 37 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: joggen
A
jogde
B
joggete
C
joggte
D
jogte

Slide 38 - Quiz

werkwoordspelling
De jongens (begeleiden) gisteren de vrouw naar huis.
A
begeleiden
B
begeleidden
C
begeleidde
D
begeleden

Slide 39 - Quiz

werkwoordspelling
Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 40 - Quiz

werkwoordspelling
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurde

Slide 41 - Quiz

Werkwoordspelling
Het ene station doet het beter dan het andere, zoals te zien is op een door de NRC (verspreiden) kaart.
A
verspreide
B
verspreidde
C
verspreid
D
verspreidt

Slide 42 - Quiz

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 43 - Quiz

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes.
Het kind zocht [huilen] naar zijn moeder.
A
huilend
B
huilent
C
huilende
D
gehuilend

Slide 44 - Quiz

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes.
Aan de toelatingseisen van de opleiding wordt niet [tornen].
A
tornend
B
getornd
C
getornt
D
getorneerd

Slide 45 - Quiz

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes.
Een belangrijk hoofdstuk was [wijden] aan de unieke koraalformaties.
A
geweten
B
geweid
C
gewijt
D
gewijd

Slide 46 - Quiz

Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes.
[luisteren] naar dit debat is men geneigd een aantal principiële vragen te stellen.
A
Geluisterd
B
Luisterden
C
Luisterend
D
Luisterent

Slide 47 - Quiz

Welke zin is foutloos?
Let op hoofdletters, leestekens en werkwoordspelling
A
Zij zouden wel willen weten wetenschappers te meldden.
B
"Luister jongen, oma had een mooie oude houten linnenkast."
C
Toen de voorzitter weer tot zichzelf gekomen was, kon de vergadering worden voortgezet.
D
De eerste vier maanden van zijn leraarschap, lijkt die docent veel ellende te hebben meegemaakt.

Slide 48 - Quiz

Welk woord is goed gespeld?
A
lange afstand raket
B
langeafstandsraket
C
D
langeafstands-raket

Slide 49 - Quiz