LJ1 6.13 Kijk naar taal - 6.7 + 6.8

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 6.13 Kijk naar taal - 6.7 + 6.8
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 6.13 Kijk naar taal - 6.7 + 6.8
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

1. Lesopening
Pak je boek en schrift van Nederlands op tafel. Open je boek op blz 281.



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

2. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- kun je de betekenis van een woord bedenken op grond van een tegengesteld woord
- kun je afkortingen opzoeken in een woordenboek
- kun je woorden indelen in categorieën 

Leergebiedoverstijgende doelen: 
Denkvermogen
- Realiseert een oplossing volgens plan.
- Formuleert criteria voor de oplossing. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

3. Mini-check + arrangementen
Verdiept --> 8 of hoger: Jessica, Gijs, Jochem & Jamie
Jullie maken zelfstandig opdracht 26, 27, 28, 30 en 31 op blz 282 t/m 285.

De rest doet mee met de instructie.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Instructie
Tegenstelling
Als je een woord leest dat je niet begrijpt, lees je een stukje terug of een stukje verder. Soms zie je dan iets dat het tegenovergestelde is van het moeilijke woord. Dat helpt je om het moeilijke woord te begrijpen. 
Synoniem
Een ander woord met dezelfde betekenis.
Afbeelding bekijken
Een afbeelding kan helpen om de tekst beter te begrijpen. Denk aan een afbeelding bij een instructie. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

tegengestelde woorden
De werknemers zijn nederig en bescheiden, maar de directeur is daarentegen vreselijk hautain.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

afkortingen

                    z.s.m. leren!!!

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

punten ertussen? = meerdere woorden

een punt aan het einde? = 1 woord

geen punten? = naam of veelgebruikt woord

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

zelfstandig naamwoord - werkwoord
de combinatie -             

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

5. Begeleid inoefenen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig opdracht 26, 27, 28, 30 en 31 op blz 282 t/m 285.


Ben je klaar?
Dan kijk je de opdracht na.
Daarna ga je in stilte lezen of even op je IPad.
timer
1:00

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands en open deze op blz. 268

Huiswerk controle: 


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

2. Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- kun je fout gespelde werkwoorden verbeteren
- kun je woorden met een k-klank spellen

Leergebiedoverstijgende doelen:
Denkvermogen
- Realiseert een oplossing volgens plan.
- Formuleert criteria voor de oplossing. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

3. Arrangementen + Mini-check
Verdiept (een 8 of hoger): Niemand

Er is geen mini-check vandaag. Opdracht 1 doen we even samen via Lesson Up. Iedereen doet mee. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Voor 23.00 uur besteld, morgen in huis, zo ... (beloven) de website bol.com.
A
belooft
B
belovt
C
beloovt
D
beloofd

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Waar gaat je digitale winkelwagen heen nadat je op de bestelknop hebt ... (drukken)?
A
drukken
B
drukt
C
gedrukt

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Beeldredacteur Evelien ... (houden) kennelijk van kleien.
A
houd
B
hout
C
houdt

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Ze kiest voor een Play-Doh brandweerwagen die met blauwe klei een vuurtje van rode klei ... (blussen).
A
blussen
B
blust
C
blusd
D
geblust

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Voor stagiaire Iris ... (belanden) er zowel een fonduepan in de digitale winkelwagen, als een verjaardagscadeau voor haar moeder.
A
beland
B
belanden
C
belandt
D
belant

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Bij bol.com kun je rond de negen miljoen artikelen ... (bestellen).
A
bestelt
B
besteld
C
bestellen

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Maar dat ... (betekenen) niet dat al die spullen op één plek op voorraad zijn.
A
betekent
B
betekend
C
betekenen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Even googelen leert dat dat een winkel ... (zijn) in Nijverdal.
A
zijn
B
is
C
wordt

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Marjolein Verkerk van bol.com ... (uitleggen): Bij elk artikel op de website hoort een aantal codes.
A
legt uit
B
uitlegt
C
uitgelegd
D
uitleggen

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Het systeem dat de bestellingen heeft ... (verwerken), ... (herkennen) die codes.
A
verwerken - herkennen
B
verwerkt - herkent

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Het ... (zorgen) ervoor dat een bestelling voor een duikcomputer automatisch naar Lucas Duiksport gaat.
A
zorgt
B
zorgd
C
zorgen

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Daar haalt een winkelbediende het apparaat uit de schappen om het vervolgens op de post te ... (doen).
A
doen
B
gedaan
C
doe

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de goede manier.

Zo ... (verkopen) duizenden 'partners' via de website hun spullen, zegt Verkerk.
A
verkoopt
B
verkopt
C
verkopen

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

4. Instructie
Iedereen doet mee met de instructie. 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Werkwoordsvormen
Er zijn drie werkwoordsvormen:
  1. persoonsvorm - pv 
Bijv: ik loop, hij loopt, wij lopen

    2. voltooid deelwoord - vdw
Bijv: breken -> gebroken, steken -> gestoken, beloven -> beloofd

   3. hele werkwoord - hele werkwoord
Bijv: lopen, roken, fietsen

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Voltooid deelwoord
Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord in een zin. Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer.

Een voltooid deelwoord eindigt meestal op 
-en bij de sterke werkwoorden.

Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij de zwakke werkwoorden.

Weet je niet of er -t of -d achter moet, maak het woord langer of gebruik 
't ex kofschip

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

5. Begeleid inoefenen
Bij opdracht 2 noteer je de woorden tussen haakjes op de juiste manier. 

Bij opdracht 3 moet je opschrijven of de dikgedrukte woorden goed of fout geschreven zijn. Wanneer de woorden fout geschreven zijn, verbeter je deze. Je hoeft niet op te schrijven waarom een woord goed of fout geschreven is. 

Bij opdracht 4 moet je bepalen of er een c, k, cc of ck op de plaats van de puntjes moet komen. Je schrijft de woorden helemaal op.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

6. Zelfstandig werken
LJ1: Je maakt zelfstandig opdracht 26, 27, 28, 30 en 31 op blz 282 t/m 285.
LJ2: Je maakt zelfstandig 6.7 en 6.8 opdracht 2, 3 en 4 op blz. 269 en 270. 



Ben je klaar?
Dan lever je jouw schrift bij mij in. 
Daarna ga je in stilte lezen
timer
1:00

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

7. Evaluatie LJ1
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- kun je de betekenis van een woord bedenken op grond van een tegengesteld woord?
- kun je afkortingen opzoeken in een woordenboek?
- kun je woorden indelen in categorieën?

                         

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

7. Evaluatie LJ2
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

Evaluatie lesdoelen:
- kun je fout gespelde werkwoorden verbeteren?
- kun je woorden met een k-klank spellen?

 

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk LJ1: 
Dinsdag 20 juni
6.13 opdracht 26, 27, 28, 30 & 31

Huiswerk LJ2: 
Dinsdag 20 juni
6.7 + 6.8 opdracht 2, 3 en 4. 
Toetsen LJ1: 
Donderdag 22 juni
SO Spelling H5 & H6

Toetsen LJ2: 
Donderdag 22 juni
SO Spelling H5 & H6

Slide 37 - Slide

This item has no instructions