Der Die Das

Wat komt er in de toets?
Woordjes Kap. 3 en 4
School en dieren
werkwoorden (feesttentenregel)
Der/die/das en meervoud
kloktijden
1 / 32
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat komt er in de toets?
Woordjes Kap. 3 en 4
School en dieren
werkwoorden (feesttentenregel)
Der/die/das en meervoud
kloktijden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Uhrzeit ergänzen
13:30   Film beginnt um ................
22:15    Um......................gehe ich ins Bett.
13:00    Die Mittagpause fängt um........................ an.
12:35     Es ist schon ..................!
14:27      Der Buss kommt um .......... Minuten nach ...............

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Uhrzeit ergänzen
13:30   Es ist ......................... (halb drei)
22:15    Es ist ........................ (Viertel nach zehn)
13:45    Est ist....................... (Viertel vor zwei)


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind je de stam van een werkwoord?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Wat is de stam van de volgende werkwoorden?
spielen
wohnen
heißen
machen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Het zwakke werkwoord
Wohnen (wonen)
Stam: wohn
Fe
ich
e
du
st
er / sie / es
t
wir
en
ihr
t
sie / Sie
en

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Het bepaald en onbepaald lidwoord
der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het (bepaald) een (onbepaald)
worden in het Duits aangegeven met:
der, die en das
der = mannelijk
die = vrouwelijk
das = onzijdig
der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het 
worden in het Duits aangegeven met:
der, die en das
der = mannelijk
die = vrouwelijk
das = onzijdig
Het bepaald  lidwoord

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Video

This item has no instructions

Het bepaald en onbepaald lidwoord
der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het (bepaald) een (onbepaald)
worden in het Duits aangegeven met:
der, die en das
der = mannelijk
die = vrouwelijk
das = onzijdig
Verkleinwoordjes in het Duits op -lein of -chen
Zijn altijd onzijdig dus das:

das Mädchen - het meisje
 (vrouwelijk maar toch das)
das Tischlein - het tafeltje
(maar er Tisch)


Nog een aanvulling...

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Het bepaald en onbepaald lidwoord
der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het (bepaald) een (onbepaald)
worden in het Duits aangegeven met:
der, die en das
der = mannelijk
die = vrouwelijk
das = onzijdig


Schrijf het goede lidwoord op en leg uit waarom het der, die of das moet zijn


Maak de volgende opdracht in je aantekenschrift

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Het bepaald en onbepaald lidwoord
der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het (bepaald) een (onbepaald)
worden in het Duits aangegeven met:
der, die en das
der = mannelijk
die = vrouwelijk
das = onzijdig
der, die und das
--- Oma, omdat
--- Buch, omdat
--- Stier, omdat
---Katze, omdat
---Lehrer, omdat
---Schule, omdat
---Werbung, omdat
---Mädchen, omdat

Even oefenen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Meervoud
In het Duits hebben zelfstandige naamwoorden een mannelijke, vrouwelijke of onzijdige vorm in het enkelvoud. In het meervoud krijgen alle zelfstandige naamwoorden het lidwoord die.

Slide 14 - Slide

Leg uit dat in het meervoud alle zelfstandige naamwoorden als vrouwelijk worden behandeld en het lidwoord die krijgen.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Het bepaald en onbepaald lidwoord
der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het (bepaald) een (onbepaald)
worden in het Duits aangegeven met:
der, die en das
der = mannelijk
die = vrouwelijk
das = onzijdig

der Onkel, ------- omdat
der Schrank, ------ omdat
die Tasche, --------- omdat
das Bücherregal, ---------- omdat
das Radiergummi,  -------- omdat
die Prüfung, ---------- omdat
der Ball, ---------- omdat
das Mädchen, -------------- omdat


Even oefenen-Plural bilden (meervoud)

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat is het Duitse lidwoord als:

het lidwoord in het Nederlands "het" is?
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Schule
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Cousin
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Onkel
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Pferd
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Lehrerin
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Handys
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Mannschaft
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Arzt
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Haus
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het Duitse lidwoord bij:

_____ Schwester
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

die
die
die
die
die
die
die
das
das
das
der
der
der

Slide 29 - Drag question

This item has no instructions

Ik snap wanneer ik de verschillende lidwoorden in het Duits moet gebruiken
A
Ja, helemaal
B
Ja een beetje
C
Misschien
D
Nog niet

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

VLOG Kap. 3 en Toets Kap. 4 (stof 3 en 4)
Start op tijd met de woordjes leren
Houd je werkdoelen bij
De toets vindt plaats tijdens de Eigenwijze Dagen.

Nog vragen??

Slide 31 - Slide

Leg uit dat in het meervoud alle zelfstandige naamwoorden als vrouwelijk worden behandeld en het lidwoord die krijgen.
0

Slide 32 - Video

This item has no instructions